ECLI:NL:RBDHA:2020:3881
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening op basis van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 wegens onvoldoende bewijs van onbeschikbaarheid en ontoegankelijkheid van medische zorg in Marokko
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres, een Marokkaanse vrouw met ernstige psychische problemen, had een aanvraag ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde dat terugkeer naar Marokko zou leiden tot een medische noodsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 24 september 2019 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen, en dat het bezwaar hiertegen op 4 december 2019 ongegrond was verklaard.
Eiseres heeft aangevoerd dat de noodzakelijke medische behandeling in Marokko niet beschikbaar en niet toegankelijk is, en dat zij niet in staat is om te reizen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde zorg in Marokko niet beschikbaar is. Het Bureau Medische Advisering (BMA) had in een advies aangegeven dat de zorg in Marokko aanwezig is en dat eiseres in staat is om te reizen, mits zij begeleiding krijgt. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg in Marokko en haar persoonlijke situatie niet overtuigend geacht.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de noodzakelijke behandeling voor eiseres in Marokko beschikbaar is en dat zij in staat is om te reizen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter, mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal-van der Veen, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.