Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2020 in de zaak tussen
De erven van [A] , te [woonplaats] , eisers
Het college van burgemeester en wethouders van [plaats 6] -Nootdorp, verweerder
Procesverloop
.Abusievelijk heeft verweerder bij het bestreden besluit II aan [A] een bedrag van € 15,44 toegekend. Dit bedrag zal blijkens verweerders brief van 1 mei 2019 niet worden teruggevorderd.
€ 908,08. De rechtbank gaat daarbij aan de hand van de in het dossier aanwezige rittenoverzichten uit van 48 ritten in 2017 en 24 ritten in 2018 van elk 23 kilometer tegen een tarief van € 0,27 per kilometer en parkeerkosten ten bedrage van € 86,40. Nu eisers reeds een bedrag van € 405,44 hebben ontvangen, dient verweerder het restant van € 502,64 aan eisers na te betalen.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- stelt de vervoerskostenvergoeding vast op € 908,08;
- bepaalt dat verweerder het restant van € 502,64 aan eisers uitkeert;
- bepaalt dat verweerder aan eisers de door hen gemaakte proceskosten, te weten € 16,92, vergoedt;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht, te weten € 47,00, vergoedt.
mr. D.W.A. van Weert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 januari 2020.