Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestigingvan 17 april 2020 (2020/C 126/02) (de richtsnoeren). Verweerder heeft in dat kader gesteld zich te beraden op de consequenties en gesteld dat door verweerder in Europees verband verder wordt onderzocht of de reeds vastgestelde verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening kan worden behouden, ondanks het verstrijken van de overdrachtstermijnen in de totale periode dat er geen overdrachten hebben kunnen plaatsvinden door het coronavirus. Verweerder heeft de rechtbank in dat kader ook verzocht de zaak aan te houden. De rechtbank heeft daartoe geen aanleiding gezien, gelet op het bindend bepaalde in de Dublinverordening, zoals hiervoor weergegeven. Daarbij komt dat in de richtsnoeren de Europese Commissie het navolgende heeft overwogen: “
Wanneer een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat niet binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, verschuift de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 29, lid 2, van de Dublinverordening naar de lidstaat die om de overdracht heeft verzocht. De verordening bevat geen bepaling die toestaat van deze regel af te wijken in een situatie zoals die welke als gevolg van de COVID-19-pandemie is ontstaan.” Dit brengt de rechtbank dus niet tot een ander oordeel, daargelaten dat de richtsnoeren niet juridisch bindend zijn. Het voorgaande betekent dat de bestreden besluiten in rechte geen stand kunnen houden.