In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, die zowel de Amerikaanse als de Egyptische nationaliteit bezit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, met het argument dat de Verenigde Staten als veilig land van herkomst voor eiseres gelden. Eiseres heeft aangevoerd dat haar echtgenoot, die asiel heeft aangevraagd in Nederland, problemen ondervindt in Egypte en dat zij bij hem wil blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen asielrechtelijke motieven heeft aangevoerd die haar aanvraag zouden onderbouwen en dat de afwijzing van haar aanvraag geen schending van artikel 8 van het EVRM met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres met haar Amerikaanse paspoort in Nederland kan verblijven en dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor het uitoefenen van gezinsleven in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.