ECLI:NL:RBDHA:2020:4389
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door drs. F. Gieskes, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 14 februari 2020. De staatssecretaris had de aanvraag als kennelijk ongegrond bestempeld en verzoekster een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, met de verplichting Nederland onmiddellijk te verlaten.
Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 9 maart 2020 heeft de staatssecretaris het inreisverbod ingetrokken. De zitting vond plaats op 10 maart 2020, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook verwezen naar een gelijktijdig behandeld beroep (zaaknummer NL20.4263), waarin de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond heeft verklaard.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien het beroep ongegrond is verklaard, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier drs. M.A.J. Arts. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.