ECLI:NL:RBDHA:2020:4516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
NL19.30972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen op aanvraag en geldigheid van ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposante, die eerder als eiseres optrad. De opposante had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank had eerder, op 13 februari 2020, dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposante verzet aangetekend. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2020 via een beeldverbinding, waarbij de opposante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.M.A.F.C. Lienaerts.

De rechtbank oordeelt in deze verzetzaak of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank had in de beroepszaak zonder zitting uitspraak gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was vanwege het ontbreken van een geldige ingebrekestelling, zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. De opposante betoogde dat het V-nummer voldoende duidelijkheid bood over de aanvraag waar de ingebrekestelling op betrekking had, en dat er slechts één procedure aanhangig was.

De rechtbank concludeert echter dat de verantwoordelijkheid voor de duidelijkheid van de ingebrekestelling bij de indiener ligt. De opposante had nagelaten de datum van de aanvraag te vermelden en niet duidelijk gemaakt om welke aanvraag het ging, ondanks dat het V-nummer was vermeld. De rechtbank wijst erop dat het feit dat verweerder het V-nummer kon gebruiken om de aanvraag te identificeren, de opposante niet ontslaat van haar verantwoordelijkheid. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.30972
V-nummer: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposante, eerder eiseres

(gemachtigde: mr. M.M.A.F.C. Lienaerts).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
Bij uitspraak van 13 februari 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden met een beeldverbinding op 14 mei 2020. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht vanwege het ontbreken van een geldige ingebrekestelling, zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. Met name is onduidelijk op welke aanvraag de ingebrekestelling betrekking heeft.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buitenzittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat aan de hand van het V-nummer voldoende duidelijk is op welke aanvraag de ingebrekestelling betrekking heeft. Verder is er slechts één procedure aanhangig voor opposante en was de ingebrekestelling voor verweerder ook direct voldoende duidelijk, aangezien er direct een ontvangstbevestiging is gestuurd. Opposante wijst erop dat soortgelijke zaken met precies dezelfde ingebrekestellingen bij andere zittingsplaatsen van deze rechtbank wel zijn goedgekeurd. Ter onderbouwing heeft zij uitspraken van zittingsplaatsen Arnhem (NL20.83), Groningen (NL19.27662) en Zwolle (NL19.27544) overgelegd. Tot slot merkt opposante op dat bij een juiste belangenafweging haar belangen zwaarder gewogen dienen te worden dan die van verweerder.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:3823) leidt de rechtbank af dat het de verantwoordelijkheid van de indiener van de ingebrekestelling is om duidelijk te maken op welke aanvraag deze betrekking heeft. Opposante heeft in de ingebrekestelling nagelaten de datum van de aanvraag te vermelden en aan te duiden om wat voor aanvraag het gaat. Wel staan vermeld de naam en het V-nummer. Het V-nummer is een persoonsnummer, zodat met het vermelden van dat nummer nog niet duidelijk is over welke aanvraag het gaat. Dat verweerder aan de hand van het V-nummer zelf heeft kunnen achterhalen over welke aanvraag het gaat, omdat er maar één aanvraag loopt voor opposante, ontslaat haar niet van voornoemde verantwoordelijkheid. Dat andere zittingsplaatsen van deze rechtbank wel genoegen hebben genomen met een vergelijkbare, summier en onvolledig ingevulde, ingebrekestelling, kan niet tot een ander oordeel leiden.
In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 13 februari 2020. Voor een belangenafweging is in een verzetprocedure geen plaats. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buitenzittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.