ECLI:NL:RBDHA:2020:4516
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig beslissen op aanvraag en geldigheid van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposante, die eerder als eiseres optrad. De opposante had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank had eerder, op 13 februari 2020, dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposante verzet aangetekend. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2020 via een beeldverbinding, waarbij de opposante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.M.A.F.C. Lienaerts.
De rechtbank oordeelt in deze verzetzaak of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank had in de beroepszaak zonder zitting uitspraak gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was vanwege het ontbreken van een geldige ingebrekestelling, zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. De opposante betoogde dat het V-nummer voldoende duidelijkheid bood over de aanvraag waar de ingebrekestelling op betrekking had, en dat er slechts één procedure aanhangig was.
De rechtbank concludeert echter dat de verantwoordelijkheid voor de duidelijkheid van de ingebrekestelling bij de indiener ligt. De opposante had nagelaten de datum van de aanvraag te vermelden en niet duidelijk gemaakt om welke aanvraag het ging, ondanks dat het V-nummer was vermeld. De rechtbank wijst erop dat het feit dat verweerder het V-nummer kon gebruiken om de aanvraag te identificeren, de opposante niet ontslaat van haar verantwoordelijkheid. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.