ECLI:NL:RBDHA:2020:4578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 8152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres. Eiseres, die laatstelijk als gastvrouw werkte, had zich op 11 januari 2017 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. De uitkering werd per 23 maart 2018 beëindigd op basis van het standpunt van verweerder dat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend en dat de geduide functies ongeschikt voor haar waren. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige op zorgvuldige wijze tot hun conclusies waren gekomen en dat de medische beoordeling van eiseres adequaat was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat het motiveringsgebrek was hersteld. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 1.312,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/8152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Car),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.L. Turnhout).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Ziektewet (ZW) beëindigd per 23 maart 2018.
Bij besluit van 30 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2019. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend ten einde verweerder in de gelegenheid te stellen nader advies te vragen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) en gemotiveerd antwoord te geven op de in de heropening door de rechtbank geformuleerde vragen.
Bij brief van 8 november 2019 heeft verweerder schriftelijk gereageerd en aanvullende stukken meegezonden.
Bij brief van 27 december 2019 heeft eiseres gereageerd.
Nadat partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de datum voor uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als gastvrouw voor ongeveer 10 uur per week. Hierna is ze in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW heeft eiseres zich op 11 januari 2017 ziekgemeld, waarna aan haar een ZW-uitkering is toegekend. In het kader van de Eerstejaars Ziektewet beoordeling (EZWb) heeft begin 2018 een herbeoordeling plaatsgevonden van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Hierop volgde het primaire besluit,
2. In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres per 10 januari 2018 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat ze verdiende voordat ze ziek werd. Gelet hierop heeft zij niet langer recht op een ZW-uitkering. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Verweerder heeft de motivering hiervoor in het bestreden besluit in zoverre gewijzigd dat eiseres primair geschikt wordt geacht voor haar eigen werk en dat de geduide functies (waarmee eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kan verdienen) subsidiair grond vormen voor het beëindigen van de ZW-uitkering.
3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert - samengevat weergegeven - hiertoe het volgende aan. Eiseres stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Zo heeft verweerder geen informatie bij de behandelend sector opgevraagd en is niet deugdelijk gemotiveerd in hoeverre de door haar aangeleverde informatie daadwerkelijk bij de besluitvorming is betrokken. Voorts stelt eiseres dat haar beperkingen door verweerder onvoldoende zijn erkend en erger zijn dan in het procesdossier staat vermeld. Dit heeft tot gevolg dat haar potentie is overschat en dat op basis hiervan functies zijn geduid die voor haar ongeschikt zijn, aldus eiseres. In een aanvullend beroepschrift van 21 augustus 2019 stelt eiseres zich op het standpunt dat zij niet geschikt is voor de maatmanfunctie nu in deze functie veelvuldig moet worden gestaan en gelopen, en zij tevens veelvuldig dient te zitten en om te gaan te met mensen. Verder merkt eiseres op dat zij in haar werk als gastvrouw enkel contact had met Turkse vrouwen en dat zij de Nederlandse taal niet machtig is, zodat zij niet geschikt is voor de geduide functies waarin dit wel vereist is. Eiseres gebruikt zware medicijnen die haar rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.zodat zij de functie van besteller post/pakketten (auto) niet kan vervullen. Ook is voor de geduide functies een technische achtergrond onontbeerlijk en moet men certificaten en targets halen, terwijl het voor eiseres van belang is werk te doen zonder tijdsdruk of deadlines. Bijgevoegd bij het aanvullend beroepschrift heeft eiseres de afsprakenkaarten van de behandelaars overgelegd. Tot slot doet eiseres een beroep op het arrest Korošec en verzoekt de rechtbank een onafhankelijke (medisch) deskundige in te schakelen, aangezien getwijfeld kan worden aan de objectiviteit van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen en eiseres niet in staat is een contra-rapportage te financieren.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Ingevolge artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de
verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten
van arbeid, wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid
tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op
ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 19ab van de ZW, voor zover hier van belang, wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, als bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.3
Gezien de beroepsgronden van eiseres en een tegenstrijdigheid in de medische rapportage heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen zowel de verzekeringsarts b&b als de arbeidsdeskundige b&b om nader advies te vragen en gemotiveerd antwoord te geven op de door de rechtbank geformuleerde vragen. Bij brief van 8 november 2019 heeft verweerder een nadere rapportage van de verzekeringsarts b&b van 11 oktober 2019 overgelegd en een nader arbeidsdeskundig onderzoek van 8 november 2019. Beide nadere rapportages zijn voor verweerder aanleiding om vast te houden aan het oordeel dat eiseres primair geschikt is voor haar eigen werkzaamheden en subsidiair voor de geduide functies. Eiseres heeft hier bij brief van 27 december 2019 op gereageerd.
5.1
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op 2 januari 2018 lichamelijk en psychisch onderzocht en aan de hand van zijn bevindingen een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. De primaire verzekeringsarts concludeert blijkens het medisch onderzoeksverslag van 2 januari 2018 dat eiseres ongeschikt is tot het verrichten van haar eigen werk. Daarnaast is er bij eiseres sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek.
5.2
De arts b&b heeft op 25 oktober 2018 rapport uitgebracht, waarin hij uiteenzet waarom hij het eens is met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Uit het rapport blijkt dat de arts b&b dossierstudie heeft verricht, zelf informatie bij de behandelend sector heeft opgevraagd, de verslaglegging uit de behandelend sector heeft beoordeeld en eiseres heeft gezien op de hoorzitting op 19 september 2018. Deze informatie heeft hij betrokken bij zijn oordeel. De arts b&b concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de primaire verzekeringsarts de beperkingen van eiseres heeft onderschat. De rapportage is gecontrasigneerd door een geregistreerd verzekeringsarts b&b.
5.3.1
In zijn aanvullende rapportage van 11 oktober 2019 is de verzekeringsarts b&b ingegaan op de vraag waarom de primair arbeidsdeskundige het eigen werk van eiseres geschikt heeft bevonden terwijl de primair verzekeringsarts eiseres ongeschikt acht voor haar eigen werk. De verzekeringsarts b&b stelt dat hoewel de primair verzekeringsarts niet expliciet heeft aangegeven waarom hij het eigen werk ongeschikt vindt, hij er waarschijnlijk van is uitgegaan dat het werk te rug- en heupbelastend is met teveel langdurig aaneengesloten lopen en staan in het werk. Deze mening wordt ook door de verzekeringsarts b&b gedeeld.
5.3.2
Ten aanzien van de vraag of de artrose-gerelateerde klachten van eiseres zijn meegenomen bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek erkent de verzekeringsarts b&b dat de primair verzekeringsarts enkel van heupslijtage is uitgegaan. Bij het lichamelijk onderzoek is wel een abductiebeperking in de linkerschouder gevonden, maar hier zijn abusievelijk geen beperkingen voor aangenomen. Deze omissie is door de verzekeringsarts b&b hersteld.
5.3.3
Ten aanzien van het argument van eiseres dat zij de functie van besteller post/pakketten (auto) niet kan uitvoeren omdat haar medicijn gebruik haar rijvaardigheid beïnvloed heeft de verzekeringsarts b&b zich op het standpunt gesteld dat van de medicatie is eiseres gebruikt, enkel Tramadol invloed op de rijvaardigheid kan hebben tenzij sprake is van gewenning. Nu dit middel eiseres is alleen voor zo nodig is voorgeschreven, zal geen gewenning optreden. Voorzichtigheidshalve is beroepsmatig chauffeurswerk en werken met gevaarlijke machines dus ongeschikt.
5.3.4
De verzekeringsarts b&b wijst er op dat eiseres aldus haar reumatoloog neigt naar een pijnsyndroom en dat haar klachten niet volledig verklaard kunnen worden door het medisch beeld. De overige bevindingen zijn voor hem aanleiding geweest om een nieuwe FML op te stellen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek inclusief de aanvulling van 11 oktober 2019 op zorgvuldige wijze is uitgevoerd. Het aanvullende rapport van de arts b&b geeft er blijk van dat alle klachten van eiseres betrokken zijn in het eindoordeel. Hiertoe worden alle door eiseres zelf genoemde klachten benoemd en wordt aandacht besteed aan de informatie die vanuit de behandelend sector is aangevoerd. De arts b&b heeft geen klachten over het hoofd gezien. De stelling van eiseres dat geen informatie is opgevraagd bij de behandelend sector wordt door de rechtbank niet onderschreven nu de stukken blijkt dat de arts b&b op 25 september 2018 informatie heeft opgevraagd bij de huisarts van eiseres en deze arts de ontvangen informatie blijkens de rapportage van 25 oktober 2018 in zijn overwegingen heeft betrokken. Het standpunt van eiseres dat de lopende onderzoeken uit de behandelend sector moeten worden afgewacht, volgt de rechtbank evenmin. Immers dient verweerder op basis van de beschikbare informatie een oordeel te vormen over de mogelijkheden van eiseres ten tijde van de datum in geding, 10 januari 2018.
6.1
Blijkens het rapport van de arts b&b bestaat er geen twijfel over dat eiseres klachten ervaart aan haar rug en heupen. De primaire verzekeringsarts, zo stelt de arts b&b, heeft zijn medische rapportage opgesteld conform het rapportageprotocol, heeft heldere medische overwegingen en heeft geen ziektes gemist. De arts b&b heeft in zijn rapportage voorts overwogen dat de in de bezwaar verkregen informatie van de reumatoloog, huisarts en gynaecoloog geen additionele diagnoses zijn vermeld. Naar aanleiding van de heropening heeft de verzekeringsarts b&b aanleiding gezien nadere beperkingen aan te nemen voor verhoogd persoonlijk risico, beschermende middelen, schroefbewegingen, frequent reiken, duwen of trekken en boven schouderhoogte actief zijn.
6.2
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor twijfel aan het medisch oordeel van de arts b&b. Uit de rapportage van de arts b&b alsmede de aanvullende rapportage van 11 oktober 2019 blijkt dat deze alle door eiseres genoemde klachten heeft meegewogen. Tevens heeft hij in zijn rapportage deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerd waarom de aandoeningen van eiseres geen reden geven voor het aannemen van meer beperkingen. Dat eiseres het niet eens is met de aangenomen beperkingen kan niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de subjectieve beleving van de klachten in zijn algemeenheid niet beslissend is voor de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin kunnen worden vastgesteld. De rechtbank onderschrijft om deze reden de medische grondslag van het bestreden besluit.
6.3.1
Eiseres betoogt met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, (het arrest Korošec) en de uitleg die daaraan door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226 is gegeven, dat zij ten opzichte van de verzekeringsartsen van het Uwv in een ongelijke procespositie verkeert en dat daarom in deze zaak een medisch deskundige moet worden benoemd.
6.3.2
Dit beroep op het arrest Korošec slaagt niet. Uit het voorgaande volgt immers dat een ongelijke procespositie niet aan de orde is, zodat geen reden bestaat een medisch deskundige te benoemen. Maar ook overigens acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
7.1
De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapportage van 8 november 2019 nader gemotiveerd waarom eiseres, gezien het standpunt van de verzekeringsartsen, geschikt is voor haar eigen werk. De arbeidsdeskundige b&b rapporteertdat zowel de primair arbeidsdeskundige als hij zijn uitgegaan van hetgeen eiseres heeft ingevuld op de niet-medische vragenlijst. De arbeidsdeskundige is van mening dat de belastbaarheid van eiseres in haar eigen functie niet wordt overschreden omdat er in het eigen werk overwegend wordt gezeten en eiseres naar eigen inzicht kan lopen en staan. Ook de aanvullende beperkingen die de verzekeringsarts b&b in de FML heeft opgenomen, worden niet overschreden in het eigen werk. De arbeidsdeskundige b&b heeft nog contact opgenomen met de werkgever, maar die kon geen verdere informatie verstrekken omdat er geen medewerkers uit de periode in geding meer werkzaam zijn. Ook de verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat er geen duidelijke reden of noodzaak is om af te wijken van de bevindingen van de arbeidsdeskundige. De vraag of de functie samensteller kunststof en rubberproducten passend is wordt door de arbeidsdeskundige b&b negatief beantwoord. De functie is verworpen. De functie telefonisch verkoper is volgens de arbeidsdeskundige b&b wel geschikt. Hoewel eiseres beperkt is voor werken met deadlines en pieken, is daar in deze functie geen sprake van. In deze functie worden namelijk geen oplevertijdstippen of verhoogde productie-eisen gesteld die een beduidend hogere inzet vragen dan normaal .
7.2
Naar aanleiding van de door de verzekeringsarts b&b aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b – opnieuw met gebruikmaking van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem – geconcludeerd dat eiseres in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten die zijn verbonden aan de functies van:
  • Samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050);
  • Administratief medewerkster (documenten scannen) (SBC-code 315133); en
  • Telefonisch verkoper (SBC-code 315173).
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens berekend dat eiseres op 10 januari 2018 met de geduide functies meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
7.3.1
De stelling van eiseres dat de functie van samensteller elektronische apparatuur niet voor haar geschikt is omdat zij geen technische achtergrond heeft wordt door de rechtbank verworpen. Blijkens de functieomschrijving is een technische achtergrond, dan wel werkervaring, voor deze functie geen vereiste. Hoewel de werkzaamheden worden uitgevoerd in een hal, is niet gebleken dat er in teamverband wordt gewerkt. Blijkens de functieomschrijving heeft iedere medewerker zijn eigen kar met producten en wordt er niet met anderen samengewerkt.
7.3.2
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de functie administratief medewerkster en telefonisch verkoper niet geschikt zijn omdat ze de Nederlandse taal niet machtig is, oordeelt de rechtbank als volgt. In het Schattingsbesluit is in artikel 9, aanhef, onder a bepaald, dat bij de bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden wordt ten minste verstaan de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. Aangezien bij eiseres geen sprake is van uit ziekte of gebrek voortkomende onmogelijkheid om de Nederlandse taal aan te leren, is haar stelling dat, nu zij de Nederlandse taal niet dan wel in onvoldoende mate beheerst waardoor zij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen, onjuist. Bovendien zijn de rechtbank geen omstandigheden gebleken als gevolg waarvan eiseres niet in staat zou zijn zich de Nederlandse taal beter eigen te maken.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de medische en arbeidsdeskundige beoordeling van de beperkingen van eiseres op de datum in geding, na de aanvullingen in de beroepsfase, een toereikende onderbouwing vormen van het bestreden besluit. Dit betekent dat de ZW-uitkering van eiseres – aangezien zij per 10 januari 2018 met het vervullen van de geduide functies meer inkomen kan verwerven van meer dan 65% van het maatmaninkomen – terecht is beëindigd.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, aangezien in de beroepsfase het motiveringsgebrek is hersteld.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Kraan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.