ECLI:NL:RBDHA:2020:4697
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Senegalese nationaliteit hebbende, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 20 mei 2020 via een Skype-beeldverbinding, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. In de uitspraak van dezelfde datum, zaaknummer NL20.6414, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van mr. A. Vranken als griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.