ECLI:NL:RBDHA:2020:4816
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening in het licht van systematische tekortkomingen in de Duitse asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er systematische tekortkomingen in de Duitse asielprocedure zijn, en dat de coronamaatregelen een tijdelijke belemmering vormen voor zijn overdracht naar Duitsland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in Duitsland eerder asiel had aangevraagd en dat de Duitse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat de asielprocedure in Duitsland zodanig tekortschiet dat hij niet kan worden overgedragen. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel gehanteerd, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft geen objectieve informatie kunnen verstrekken die zijn stelling onderbouwt dat hij in Duitsland niet de nodige rechtsbijstand zou krijgen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de coronamaatregelen tijdelijk zijn en dat zolang de overdrachtstermijn nog niet is verstreken, de overdracht van eiser naar Duitsland mogelijk blijft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.