ECLI:NL:RBDHA:2020:4841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring beroep en vernietiging van het bestreden besluit inzake WGA-loonaanvullingsuitkering na deskundigenonderzoek

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Nobel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door G.M. Folkers. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering per 10 oktober 2017 in te trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv niet alle beperkingen van eiseres correct heeft weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Na het benoemen van twee deskundigen, waaronder psychiater [psychiater] en verzekeringsarts [verzekeringsarts], is gebleken dat er aanvullende beperkingen zijn die niet in de FML zijn opgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist is en heeft het beroep gegrond verklaard. Het bestreden besluit is vernietigd en het Uwv is opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de FML moet worden aangepast in overeenstemming met de conclusies van de deskundigen. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en socialezekerheidsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/2594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C. Nobel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de WGA-loonaanvullingsuitkering (Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) die eiseres ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt, per 10 oktober 2017 ingetrokken.
Bij besluit van 16 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2018. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar ouders en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting het onderzoek heropend en psychiater [psychiater] als deskundige benoemd voor het instellen van een psychiatrisch onderzoek. Op 7 januari 2019 heeft deze psychiater aan de rechtbank gerapporteerd.
Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 1 februari 2019.
Verweerder heeft in de brief van 27 februari 2019 met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 19 februari 2019 op het deskundigenrapport gereageerd.
Bij brief van 19 maart 2019 heeft verweerder een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van 12 maart 2019 overgelegd.
Bij brief van 12 april 2019 heeft eiseres op de hiervoor genoemde rapporten gereageerd.
Psychiater [psychiater] heeft op 28 mei 2019 op verzoek van de rechtbank een nader rapport uitgebracht.
Bij brief van 27 juni 2019 heeft eiseres hierop gereageerd.
Verweerder heeft in de brief van 4 juli 2019 met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 2 juli 2019 op het nadere deskundigenrapport gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens een tweede deskundige benoemd, namelijk verzekeringsarts [verzekeringsarts] . Deze verzekeringsarts heeft op 5 december 2019 aan de rechtbank gerapporteerd.
Bij brief van 9 januari 2020 heeft eiseres op het rapport gereageerd.
Verweerder heeft in de brief van 29 januari 2020 met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 24 januari 2020 op het rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts] gereageerd.
Verzekeringsarts [verzekeringsarts] heeft op 9 maart 2020 op verzoek van de rechtbank een nader rapport uitgebracht.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat nader onderzoek ter zitting
achterwege blijft, waarna het onderzoek op 18 mei 2020 is gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is op 27 januari 2011 uitgevallen voor haar werk als officemanager voor 32 uur per week wegens psychische klachten. Bij eiseres is ook sprake van een aandachtstekortstoornis (ADHD). Bij besluit van 24 december 2012 heeft verweerder per
24 januari 2013 (einde wachttijd) een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 21 februari 2014 heeft verweerder per 12 mei 2014 de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd en eiseres in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.2
Het Uwv heeft in de tweede helft van 2017 de arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld. De primaire verzekeringsarts heeft daartoe een medisch onderzoek verricht. Aan de hand van dit onderzoek heeft hij diverse beperkingen geduid in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 juli 2017. De hierna ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft voor eiseres een aantal functies geduid. Op basis hiervan heeft verweerder bij het primaire besluit de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres per
10 oktober 2017, de datum in geding, ingetrokken.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarna een heroverweging heeft plaatsgevonden door de verzekeringsarts b&b. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat met de beperkingen verwoord in de FML van 26 juli 2017 in voldoende mate rekening is gehouden met de bij eiseres aanwezige objectiveerbare beperkingen. Vervolgens is een onderzoek door de arbeidsdeskundige b&b verricht die tot de conclusie is gekomen dat de geduide functies onveranderd passend zijn te achten. Het primaire besluit is daarom bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2. Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen. Zij acht zich ook na 8 augustus 2017 nog steeds volledig arbeidsongeschikt. Zij kampt met recidiverende depressies, een persoonlijkheidsstoornis NAO en ADHD. Daarnaast kampt zij met PTSS-klachten en een slaapstoornis. Eiseres ervaart hierdoor ernstige beperkingen in het sociaal en persoonlijk functioneren. Zij heeft ter ondersteuning van haar standpunt medische informatie overgelegd van sociaal psychiatrisch verpleegkundige S. Bastings en van verpleegkundig specialist GGZ P. Mertens, beide werkzaam bij de Parnassia Groep. Het betreffen brieven van 7 november 2017 en 23 juli 2018.
3. De rechtbank heeft uit het beroepschrift en de daarbij gevoegde medische informatie met door haar behandelaars gestelde diagnoses, te weten een herhaalde matige depressie, een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, een posttraumatische stress stoornis (PTSS) en ADHD, afgeleid dat eiseres forse klachten ervaart in het dagelijks leven.
4. Omdat het de rechtbank, tegen de achtergrond van de beroepsgronden, niet voldoende eenduidig is of de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met deze klachten bij het vaststellen van de beperkingen, heeft zij psychiater [psychiater] benoemd om eiseres te onderzoeken en de rechtbank nader van advies te dienen.
5.1.1
Psychiater [psychiater] heeft het dossier bestudeerd en eiseres onderzocht. Volgens deze psychiater was bij eiseres rond de datum in geding sprake van een stoornis binnen het autismespectrum met daarbij tevens een persisterende depressieve stoornis. Hij heeft in zijn rapport vooropgesteld dat de FML een methodiek is die primair door een verzekeringsarts gehanteerd en gebruikt moet worden. Een onafhankelijke verzekeringsarts zal daarom het meest toegerust zijn om de precieze vertaling van zijn bevindingen naar de FML te verrichten. Psychiater [psychiater] heeft vervolgens in zijn rapport op uitvoerige wijze uiteengezet welke beperkingen er bij eiseres op psychiatrisch gebied bestaan. Afgezet tegen de beperkingen van de FML is het hem opgevallen dat in de dimensies van de FML voor de aandacht, het doelmatig en zelfstandig handelen en het handelingstempo geen beperkingen zijn opgenomen, anders dan die welke in de specifieke voorwaarden voor het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid zijn opgenomen. Vanuit psychiatrisch oogpunt acht deze psychiater het aannemelijk dat er juist ook in die dimensies beperkingen zijn.
5.1.2
Met betrekking tot de vragen die de rechtbank heeft gesteld over het al dan niet bestaan van een urenbeperking heeft psychiater [psychiater] opgemerkt dat beantwoording hiervan grotendeels buiten zijn competenties valt. Wel heeft hij zich op het standpunt gesteld dat op basis van de diagnose en de daaruit voortvloeiende beperkingen, die toenemen bij stress en druk, acht uur aaneengesloten werken niet wenselijk en haalbaar is voor eiseres.
6.1
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op het deskundigenrapport op 19 februari 2019 een gewijzigde FML opgesteld. Hij heeft een aantal aanvullende beperkingen geduid, waarbij het gaat om beperkingen op de onderdelen vasthouden van de aandacht (onderdeel 1.1.1), zelfstandig handelen (onderdeel 1.6.1) en doelmatig handelen (onderdeel 1.5.5). Ook heeft hij een aantal onderdelen van een toelichting voorzien, zoals bij verdelen van de aandacht (onderdeel 1.2.0) en handelingstempo (onderdeel 1.7.0). Eiseres is volgens de verzekeringsarts b&b aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Ook geldt een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week.
6.2
Met inachtneming van de FML van 19 februari 2019 heeft de arbeidsdeskundige b&b onderzocht of de eerder geduide functies gehandhaafd kunnen blijven. De arbeidsdeskundige b&b is in zijn rapport van 12 maart 2019 tot de conclusie gekomen dat van de acht geselecteerde functies, er onvoldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen resteren. Hij heeft daarom opnieuw het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en drie functies geselecteerd die hij geschikt acht voor eiseres. De mate van arbeidsongeschiktheid heeft de arbeidsdeskundige b&b op basis van het daarmee te verwerven inkomen gesteld op 49,79%.
6.3
Verweerder heeft vervolgens bij brief van 19 maart 2019 bericht voornemens te zijn het bestreden besluit te wijzigen en de WGA-loonaanvullingsuitkering te hervatten. Eiseres is per 8 augustus 2017, 49,79% arbeidsongeschikt te beschouwen en de resterende verdiencapaciteit bedraagt € 862,87. Verweerder heeft eiseres verzocht hierop te reageren.
6.4
Dit heeft eiseres gedaan. Zij heeft - kort samengevat - aangevoerd dat in de aangepaste FML haar beperkingen onvoldoende zijn weergegeven en dat als gevolg daarvan de geduide functies niet passend zijn voor haar.
6.5
De rechtbank heeft tegen deze achtergrond psychiater [psychiater] verzocht aan te geven of hij zich kan verenigen met de beperkingen die zijn vastgelegd in de aangepaste FML van 19 februari 2019 en of de door hem bij eiseres vastgestelde beperkingen hierin afdoende zijn vertaald. Ook heeft de rechtbank de deskundige verzocht aan te geven of hij zich kan verenigen met de urenbeperking die de verzekeringsarts b&b van toepassing acht.
6.6
Uit het nadere rapport van psychiater [psychiater] volgt dat hij zich niet volledig kan verenigen met de aangepaste FML. Hij heeft uiteengezet dat er ook een beperking is voor het verdelen van de aandacht die verder gaat dan verwoord in de aangepaste FML. Daarnaast acht [psychiater] de beperking in handelingstempo dermate ernstig, dat een afzonderlijke beperking hiervoor aannemelijk is. Hij heeft nogmaals opgemerkt dat het aan een onafhankelijk verzekeringsarts is om te beoordelen in welke mate een verdere urenbeperking noodzakelijk is voor eiseres. Wel leidt de rechtbank uit het aanvullend rapport van psychiater [psychiater] af dat hij de door de verzekeringsarts b&b in de aangepaste FML aangegeven urenbeperking onvoldoende vindt. Hij heeft in dit verband benadrukt dat vanuit psychiatrisch oogpunt verdergaande beperkingen worden gezien welke niet zijn verdisconteerd in de urenbeperking.
6.7
De verzekeringsarts b&b heeft hierop in zijn nadere rapport van 2 juli 2019 gereageerd. Hij ziet - kort samengevat - geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen omdat er al een maximale aanpassing is gedaan, zonder feitelijke noodzaak daartoe.
6.8.1
Omdat de rechtbank zich, op basis van voornoemde informatie, niet voldoende geïnformeerd acht om te kunnen beoordelen of de aangepaste FML van 19 februari 2019 de beperkingen die eiseres als gevolg van haar klachten ondervindt volledig weergeeft, heeft zij verzekeringsarts [verzekeringsarts] benoemd om haar aanvullend van advies te dienen.
6.8.2
Uit het rapport van deze deskundige volgt dat hij zich niet volledig kan verenigen met laatstgenoemde FML. Hij heeft uiteengezet dat eiseres ook is aangewezen op vaste, bekende werkwijzen (routine-afhankelijk) (onderdeel 1.9.2) en op werk uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht of onder intensieve begeleiding (onderdeel 1.9.3). Zij heeft meer toezicht nodig van de leidinggevende dan haar collega’s, aldus de verzekeringsarts [verzekeringsarts] .
6.8.3
Met betrekking tot de urenbeperking heeft deze verzekeringsarts opgemerkt dat de combinatie van autisme, waarvan de verschijnselen in het geval van eiseres versterkt worden door de persisterende depressieve stemming, verklaart waarom eiseres op de datum in geding vastliep in persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van belastende privéomstandigheden. Deze omstandigheden hebben geleid tot toegenomen ziekteverschijnselen die rechtstreeks uit de aanwezige stoornissen volgen. Het is volgens hem daarom te volgen dat eiseres per de datum in geding aangewezen was op meerdere rustmomenten overdag wegens een energetisch gebrek om haar dagelijkse handelen te continueren. Deze verzekeringsarts acht daarom op de datum in geding een verdergaande urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week aan de orde.
6.9
Uit de reactie hierop van eiseres volgt dat zij zich kan verenigen met de hiervoor genoemde aanvullende beperkingen. Gezien deze beperkingen meent eiseres dat de eerder geduide functies ongeschikt voor haar zijn.
6.10.1
Uit de reactie van de verzekeringsarts b&b, verwoord in zijn rapport van 24 januari 2020, volgt dat hij geen aanleiding ziet om de reeds eerder en verregaande aangepaste FML van 19 februari 2019 te wijzigen. Hij stelt zich op het standpunt dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] bij het vaststellen van de aanvullende beperkingen op de onderdelen 1.9.2, 1.9.3 en de urenbeperking de beschikbare verzekeringsgeneeskundige richtlijnen en handboeken heeft genegeerd. In dit verband heeft hij verwezen naar de basisinformatie CBBS en de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid (de Standaard). Het feit dat eiseres gefragmenteerde ondersteuning in het huishouden en het gezin krijgt van haar ouders, levert volgens de verzekeringsarts b&b geen beperking ten aanzien van doelmatig handelen op en een medische noodzaak tot toezicht. Hierbij heeft hij onder meer verwezen naar het dagverhaal van eiseres, haar sociale contacten, bezigheden en activiteitenniveau. Ook vindt de verzekeringsarts b&b de door verzekeringsarts [verzekeringsarts] voorgestelde urenbeperking niet in overeenstemming met de richtlijnen zoals die vermeld staan in de Standaard.
6.10.2
Verder vraagt de verzekeringsarts b&b zich in zijn rapport af of de motivatie voor onder andere de urenbeperking voortkomt uit loyaliteit voor zijn directe collega psychiater [psychiater] . Deze psychiater is net zoals verzekeringsarts [verzekeringsarts] immers werkzaam voor het DC Expertise Centrum. Verweerder heeft de rechtbank daarom in de brief van 29 januari 2020 in overweging gegeven om een andere verzekeringsarts als deskundige te benoemen.
6.11
De rechtbank heeft het rapport van de verzekeringsarts b&b van 24 januari 2020 aan verzekeringsarts [verzekeringsarts] voorgelegd. Deze verzekeringsarts wijst er in zijn nadere rapport op dat de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de beperkingen 1.9.2 en 1.9.3 niet specificeert waar de overeenkomst tussen zijn onderzoeksbevindingen en de criteria in de Basisinformatie CBBS die voor deze beperkingen gelden, ontbreekt. Gelet op de psychiatrische expertise van psychiater [psychiater] is bij eiseres autisme gediagnosticeerd met het tweede niveau van ernst. Deze stoornis voldoet aan het inclusiecriterium van een ernstige stoornis, zoals bij de betreffende onderdelen 1.9.2 en 1.9.3 omschreven in de Basisinformatie CBBS. Tevens volhardt verzekeringsarts [verzekeringsarts] in zijn standpunt dat een verdergaande urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week, bij eiseres aan de orde is vanwege een energetisch gebrek. Hierbij heeft hij betrokken het dagverhaal van eiseres en de situatie die bij haar op de datum in geding van toepassing was.
7. De rechtbank komt tot de navolgende beoordeling
7.1
Volgens vaste rechtspraak [1] dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
7.2
De rechtbank ziet aanleiding om de conclusies van de door haar geraadpleegde deskundigen te volgen. De deskundigenrapporten geven immers blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent gemotiveerd. Met het rapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts] en de nadien door deze verzekeringsarts gegeven reactie op het commentaar van de verzekeringsarts b&b staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank afdoende vast dat, in aanvulling van de reeds van toepassing geachte beperkingen, eiseres ook beperkt dient te worden geacht op de onderdelen 1.9.2 en 1.9.3. Het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] bij het duiden van deze beperkingen de beschikbare verzekeringsgeneeskundige richtlijnen en handboeken heeft genegeerd, zal de rechtbank niet volgen omdat hiervoor concrete aanwijzingen ontbreken. Verzekeringsarts [verzekeringsarts] heeft afdoende uiteengezet dat de beperkingen op deze onderdelen bij eiseres voortvloeien uit de diagnose die psychiater [psychiater] op haar van toepassing vindt, zijnde autisme met het tweede niveau van ernst. Verzekeringsarts [verzekeringsarts] beschouwt deze diagnose als een ernstige stoornis, zoals ook staat omschreven in de toelichting bij de onderdelen 1.9.2 en 1.9.3 in de Basisinformatie CBBS. De rechtbank ziet daarom geen dragende aanknopingspunten om dit verzekeringsgeneeskundig standpunt onjuist te achten.
7.3
Verzekeringsarts [verzekeringsarts] heeft naar het oordeel van de rechtbank tevens op een heldere en adequate wijze beargumenteerd op grond waarvan eiseres, in energetisch opzicht, in aanmerking komt voor een urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week. Uit de rapporten van deze verzekeringsarts leidt de rechtbank af dat deze urenbeperking eveneens voortvloeit uit de ernstige stoornis die door de ingeschakelde psychiater bij eiseres is gediagnostiseerd, zijnde de autisme waarvan de verschijnselen versterkt worden door de depressieve stemming waarvan ten tijde van de datum in geding sprake was. De rechtbank acht de motivering die verzekeringsarts [verzekeringsarts] op dit punt in de rapporten gegeven heeft plausibel.
7.4
Het standpunt van verweerder er op neerkomend dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] uit loyaliteit voor zijn directe collega psychiater [psychiater] een zwaardere urenbeperking van toepassing acht, volgt de rechtbank niet omdat hiervoor in de rapporten van [verzekeringsarts] geen aanknopingspunten te vinden zijn. Integendeel, uit het eerste rapport van [verzekeringsarts] maakt de rechtbank op dat hij op objectieve wijze heeft gerapporteerd, waarbij hij zijn eigen waarnemingen en bevindingen heeft gerapporteerd. Hij heeft ook inzichtelijk gemaakt welk onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht in dit verband mede van belang dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] evenmin aanleiding heeft gezien om alle beperkingen die psychiater [psychiater] van toepassing acht, over te nemen. Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] onafhankelijk en objectief heeft gehandeld, gaat zij uit van de juistheid van de rapporten van deze verzekeringsarts en ziet zij geen aanleiding om een andere verzekeringsarts als deskundige te benoemen.
8.1
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onjuiste medische grondslag. De rechtbank komt aan een beoordeling van de arbeidskundige gronden van het bestreden besluit dan ook niet toe.
8.2
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde motiveringsbeginsel.
8.3
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, nu voor een nieuwe beslissing op bezwaar een nader onderzoek van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b nodig is. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Dit betekent dat verweerder de FML dient aan te passen overeenkomstig de conclusie van verzekeringsarts [verzekeringsarts] .
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor de inhoudelijke schriftelijke zienswijze van 9 januari 2020 na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
10. Het verzoek van eiseres om verweerder te veroordelen in vergoeding van de wettelijke rente over de niet uitbetaalde ziektewetuitkering (lees: WIA-uitkering), komt nu niet voor toewijzing in aanmerking. Pas als verweerder een nieuw besluit heeft genomen, kan namelijk worden beoordeeld of eiseres hier recht op heeft.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank ten slotte dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken nadat deze uitspraak gezag van gewijsde heeft gekregen, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50 te betalen
aan eiseres.
Deze uitspraak is op 2 juni 2020 gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 november 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3822).