In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Ghanese nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar deze aanvraag werd door de verweerder buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet compleet was, omdat de relevante medische gegevens ontbraken. Eiser had niet de benodigde documenten overgelegd, waaronder een medisch advies van de behandelende arts en het aanvraagformulier zelf. Ondanks dat eiser in bezwaar aanvoerde dat de relevante gegevens wel degelijk waren overgelegd, oordeelde de rechtbank dat de verweerder terecht had besloten om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het bestreden besluit te heroverwegen, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten die in de Vreemdelingenwet zijn gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.