ECLI:NL:RBDHA:2020:5118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van niet-geloofwaardige nationaliteit en identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Libische nationaliteit claimende persoon, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van de eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, waaronder het ontbreken van identificerende documenten en tegenstrijdige verklaringen over zijn achtergrond.
De eiser had in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte zijn nationaliteit en identiteit niet geloofde en dat hij, als laaggeschoolde persoon uit een oorlogssituatie, niet in staat was om volledige informatie te verstrekken. De rechtbank stelde echter vast dat het aan de eiser was om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken, en dat hij hierin niet was geslaagd. De rechtbank wees erop dat de eiser sinds 2014 in Europa verbleef zonder eerder een asielaanvraag in te dienen, wat afbreuk deed aan de noodzaak van zijn verzoek om internationale bescherming.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat de eiser misleidende informatie had verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.