ECLI:NL:RBDHA:2020:5173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Eiseres had eerder ook een aanvraag gedaan, die eveneens was afgewezen op basis van het niet voldoen aan dit vereiste. In beroep voerde eiseres aan dat haar cognitieve vaardigheden zeer beperkt zijn, wat haar zou belemmeren om het inburgeringsexamen te halen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres voldoende inspanningen had moeten leveren om zich voor te bereiden op het examen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om eiseres te ontheffen van het inburgeringsvereiste, en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.