In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 mei 2020, is het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks verschillende hulpverleningstrajecten, het contact tussen de vader en de minderjarige niet is hersteld. De minderjarige heeft consistent aangegeven geen contact met haar vader te willen, wat door de rechtbank zwaarwegend is meegewogen in de beslissing. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag, maar de rechtbank oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, waarbij zij stelde dat de vader zich intimiderend opstelt en dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het verzoek van de vader toe te wijzen, maar de rechtbank volgde dit advies niet. De rechtbank concludeerde dat de moeder zich aan de informatieregeling houdt en dat er geen basis is voor een omgangsregeling, gezien de wens van de minderjarige en de bestaande spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.