ECLI:NL:RBDHA:2020:5235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/09/540632 / FA RK 17-7573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling afgewezen na mislukte hulpverleningstrajecten en de wens van de minderjarige om geen contact met de vader te hebben

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 mei 2020, is het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks verschillende hulpverleningstrajecten, het contact tussen de vader en de minderjarige niet is hersteld. De minderjarige heeft consistent aangegeven geen contact met haar vader te willen, wat door de rechtbank zwaarwegend is meegewogen in de beslissing. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag, maar de rechtbank oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, waarbij zij stelde dat de vader zich intimiderend opstelt en dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het verzoek van de vader toe te wijzen, maar de rechtbank volgde dit advies niet. De rechtbank concludeerde dat de moeder zich aan de informatieregeling houdt en dat er geen basis is voor een omgangsregeling, gezien de wens van de minderjarige en de bestaande spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-7573
Zaaknummer: C/09/540632
Datum beschikking: 27 mei 2020

Gezag en omgang

Beschikking op het op 29 september 2017 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. drs. J.F.M. van Weegberg te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B. Beekman te Noordwijk.

Procedure

Bij beschikking van [dattum beschikking] 2019 is bepaald dat de moeder met ingang van heden de vader eens per kwartaal op de eerste dag van het kwartaal schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [voornaam minderjarige] , en daarbij eens een goed gelijkende recente kleurenfoto van [voornaam minderjarige] zal voegen, en is het meer of anders verzochte ten aanzien van de informatieregeling afgewezen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang en de proceskosten is aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het F9-formulier van 11 september 2019 van de zijde van de vader;
  • de brief van 12 september 2019, met bijlage, van de zijde van de moeder;
  • het aanvullend verzoekschrift van de zijde van de vader;
  • het verweerschrift op het aanvullend verzoek van de zijde van de moeder.
Op 29 april 2020 is de zaak (door de maatregelen in verband met het coronavirus) ter videozitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn digitaal verschenen:
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader;
  • de heer [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De minderjarige [naam minderjarige] heeft zich in een brief uitgelaten over de verzoeken, welke brief op 30 april 2020 bij de griffie van de rechtbank is ingekomen. Zoals tijdens de zitting met beide ouders is besproken heeft hiernaast een gesprek met [voornaam minderjarige] in persoon plaatsgevonden met de rechter op 12 mei 2020.

Aanvullend verzoek en verweer

De vader heeft aanvullend verzocht te bepalen dat de ouders gezamenlijk het gezag over [voornaam minderjarige] zullen uitoefenen, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het aanvullend verzoek van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft hetgeen in voornoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de brief van en het gesprek met [voornaam minderjarige] te bespreken, voordat zij aan de inhoudelijke bespreking van de verzoeken toekomt. Op de (video)zitting op 29 mei 2020 heeft de rechtbank met de ouders besproken dat zij [voornaam minderjarige] graag in persoon wilde spreken over de voorliggende verzoeken. Tijdens dit gesprek op 12 mei 2020 heeft de kinderrechter met [voornaam minderjarige] afgesproken dat zij geen verslag zal versturen van dit gesprek aan beide ouders, maar dat zij een korte samenvatting van het gesprek zal geven in de beschikking. Kort samengevat heeft [voornaam minderjarige] zowel in haar brief als in haar gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan contact met haar vader en dat zij graag wil dat de vader haar met rust laat. Verder heeft [voornaam minderjarige] aangegeven dat zij zelf contact met haar vader zal opnemen als zij er in de toekomst behoefte aan heeft om haar vader te leren kennen.
Gezag
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253c eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt volgens het tweede lid van dit artikel slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Indien de rechter van oordeel is dat er een risico bestaat dat een kind door het toewijzen van gezamenlijk gezag klem en verloren zou raken, dient hij af te wegen wat minder nadeel voor het kind meebrengt: de situatie waarin het moet leven met een situatie waarin strijd bestaat tussen twee ouders met gezag, of de situatie waarin een van de ouders uit zijn of haar leven wordt geweerd (zie HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:533). Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat slechts in de twee hiervoor genoemde uitzonderingsgevallen één ouder met het gezag belast kan blijven.
Standpunt van de vader
De vader verwijst in zijn verzoek naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Volgens de vader zijn er geen contra indicaties op basis waarvan zijn verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen zou moeten worden. Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de vader dat hij meer betrokken wil worden in het leven van [voornaam minderjarige] , omdat de moeder hem slechts summier informeert. Als de vader mede met het gezag over [voornaam minderjarige] belast wordt, zal hij ook door derden betrokken worden bij het leven van [voornaam minderjarige] . Volgens de vader is er geen enkele reden om aan te nemen dat er spanningen zouden ontstaan tussen de ouders of voor [voornaam minderjarige] bij gezamenlijk gezag. De vader wil aan alle benodigde hulpverlening voor [voornaam minderjarige] meewerken en hij zal zich niet bemoeien met dagelijkse beslissingen over [voornaam minderjarige] . Verder geeft de vader aan dat de vader op een normale manier kan en wil communiceren met de moeder en hij verwacht dat de communicatie zelfs zal verbeteren als er gezamenlijk gezag is. Voor zover de (goede) communicatie tussen de ouders wel ontbreekt, is de vader van mening dat dit niet voldoende is om tot een afwijzing van zijn verzoek te komen.
Standpunt van de moeder
De moeder is van mening dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Volgens de moeder zal [voornaam minderjarige] wel degelijk klem komen te zitten tussen de ouders bij gezamenlijk gezag en is het niet in het belang van [voornaam minderjarige] dat de vader mede met het gezag over haar wordt belast. Ter onderbouwing van haar standpunt stelt de moeder dat de ouders niet goed met elkaar overweg kunnen en dat zij niet met elkaar kunnen communiceren. De juridische procedures die door de vader worden gevoerd leveren veel spanning op voor zowel de moeder als voor [voornaam minderjarige] . De vader laat zich nog steeds op een onprettige en intimiderende wijze uit jegens de moeder en haar naasten en de moeder heeft er geen vertrouwen in dat dit zal veranderen. Zij vreest dat de vader haar zal frustreren in de uitoefening van het gezag en bij het nemen van gezagsbeslissingen over [voornaam minderjarige] . De moeder wil de vader bovendien niet uit het leven van [voornaam minderjarige] bannen en zij houdt zich aan de opgelegde informatieregeling.
Advies van de Raad
De Raad adviseert om het verzoek van de vader toe te wijzen. Volgens de Raad is er een klemsituatie ontstaan, terwijl er volgens de Raad wel een basis zou moeten zijn voor contact. Omdat externe factoren geen oplossing hebben geboden, kan gezamenlijk gezag een middel zijn om een vorm van contact tot stand te brengen tussen de vader en [voornaam minderjarige] . De Raad heeft daarbij aangegeven dat bij gezamenlijk gezag het risico op nog meer procedures groot is, maar daar staat tegenover dat toewijzing van het verzoek wel een signaal zou kunnen afgeven.
Overwegingen en oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen door de vader en de moeder naar voren is gebracht en hetgeen uit het dossier is gebleken overweegt de rechtbank als volgt.
In de uitspraak van 27 maart 2020 geeft de Hoge Raad een richtlijn voor de beoordelingsruimte indien is voldaan aan het klemcriterium. Hierbij wordt het toewijzen van gezamenlijk gezag genoemd als instrument om het recht op omgang tussen het kind en de andere ouder toch te verwezenlijken als er geen contact is én de andere ouder op geen enkele wijze een opening biedt om betrokken te zijn bij het leven van het kind. Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad moet bij beslissingen over het gezag echter ook zoveel mogelijk recht worden gedaan aan het belang van het kind.
De rechtbank is niet gebleken dat de moeder geen enkele opening biedt aan de vader om betrokken te zijn in het leven van [voornaam minderjarige] , zoals in voormelde uitspraak wel het geval was. Ondanks dat er geen contact is tussen de vader en [voornaam minderjarige] houdt de moeder zich aan de opgelegde informatieregeling en weert zij de vader niet geheel uit het leven van [voornaam minderjarige] . De rechtbank overweegt hiernaast dat het blijkens de beschikking van [datum beschikking 1] 2019 van het gerechtshof Den Haag goed gaat met [voornaam minderjarige] en dat niet is gebleken dat het ontbreken van het contact met haar vader zodanige problemen oplevert dat deze een ernstige bedreiging vormen in haar ontwikkeling. Verder komt in de stukken naar voren dat de ouders niet in staat zijn om op ouderniveau met elkaar te communiceren. Zo blijkt uit het door de moeder overgelegde (recente) e-mailcontact tussen de ouders dat zij ook zonder dat zij gezamenlijk het gezag hebben al discussies voeren, bijvoorbeeld over het schooladvies dat [voornaam minderjarige] heeft gekregen. De rechtbank heeft niet de indruk dat gezamenlijk gezag de onderlinge communicatie tussen de ouders zal verbeteren, mede gelet op de juridische strijd tussen de ouders die al jaren gaande is. Het risico dat de ouders in conflict blijven met elkaar indien zij gezamenlijk met het gezag over [voornaam minderjarige] hebben, met mogelijk nog meer procedures en het klem komen te zitten van [voornaam minderjarige] tussen haar ouders als gevolg, acht de rechtbank niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wijst de rechtbank het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [voornaam minderjarige] te belasten af.
Omgang
Verloop van de ondertoezichtstelling
[voornaam minderjarige] is door deze rechtbank onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming [regio] (hierna: JB) bij beschikking van [datum beschikking 2] 2018 voor de duur van een jaar, met als doel om hulpverlening voor de vader, de moeder en [voornaam minderjarige] op te starten en om toe te werken naar een herstel van het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] .
De moeder is in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Bij beschikking van [datum beschikking 1] 2019 heeft het gerechtshof Den Haag voornoemde beschikking vernietigd en is het inleidend verzoek van de Raad tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] afgewezen, omdat er onvoldoende redenen waren aangevoerd op grond waarvan kon worden aangenomen dat de gronden van de ondertoezichtstelling nog aanwezig waren. Het hof heeft overwogen dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] en dat niet is gebleken dat het ontbreken van het contact met haar vader zodanige problemen oplevert dat deze een ernstige bedreiging vormen in haar ontwikkeling. Dit is door JB tijdens de behandeling ter zitting van het gerechtshof erkend, waarbij JB desgevraagd heeft laten weten geen concrete mogelijkheden te zien om de omgang binnen afzienbare tijd op gang te brengen.
Standpunt van de vader
De vader persisteert bij zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. Volgens de vader zijn er geen belemmeringen voor contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] en is er geen sprake van een ontzeggingsgrond. De vader staat open voor een opbouwregeling, indien nodig onder begeleiding. Volgens de vader is het niet goed voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] dat zij geen contact heeft met haar vader. De moeder hoeft [voornaam minderjarige] niet te dwingen tot contact, aldus de vader, maar volgens hem kan wel van de moeder verwacht worden dat zij [voornaam minderjarige] stimuleert en dat zij [voornaam minderjarige] haar emotionele toestemming hiervoor geeft. Door JB is de vader gedurende de ondertoezichtstelling nergens bij betrokken omdat hij geen gezag heeft. Verder stelt de vader dat hij slechts summier over [voornaam minderjarige] wordt geïnformeerd door de moeder.
Standpunt van de moeder
Volgens de moeder is er op dit moment geen basis en geen draagvlak voor omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] . In een recente e-mail aan de moeder heeft de vader aangegeven dat hij [voornaam minderjarige] wel duidelijk zal maken hoe het zit, waardoor de moeder bang is dat de vader [voornaam minderjarige] zal belasten met zijn frustraties. De procedures en de trajecten van de afgelopen jaren brengen spanningen met zich die ook voor [voornaam minderjarige] voelbaar zijn. De moeder staat omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] echter niet in de weg, maar omdat [voornaam minderjarige] zelf aangeeft dat zij geen behoefte heeft aan omgang wil de moeder [voornaam minderjarige] hiertoe niet dwingen. Ondanks dat er geen contact is met de vader gaat het goed met [voornaam minderjarige] . De moeder heeft tegen [voornaam minderjarige] gezegd dat ze de deur niet helemaal dicht moet zetten, omdat ze over een aantal jaren misschien wel contact wil met haar vader. De moeder wil dit echter aan [voornaam minderjarige] zelf laten.
Advies van de Raad
Namens de Raad is tijdens de zitting naar voren gebracht dat er door de jarenlange strijd tussen de ouders nooit ruimte is geweest voor de vader om een relatie met [voornaam minderjarige] op te bouwen. Volgens de Raad heeft [voornaam minderjarige] een negatief zelfbeeld door het negatieve communicatiepatroon tussen de ouders. Ondanks alle hulpverlening, die ten volle is ingezet en benut, is contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] niet tot stand gekomen. Voor de identiteitsontwikkeling van [voornaam minderjarige] vindt de Raad het echter belangrijk dat er wel een vorm van contact tot stand komt.
Overwegingen en oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de Raad ook naar voren heeft gebracht zijn er de afgelopen jaren veel verschillende hulpverleningstrajecten ingezet om te proberen het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] tot stand te brengen. Geen van deze trajecten heeft geleid tot een positief resultaat. In de periode van de ondertoezichtstelling heeft JB geprobeerd het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] te herstellen, maar dit heeft niet geleid tot de doorbraak die volgens de Raad nodig was. De rechtbank overweegt dat [voornaam minderjarige] consistent is in haar wens om geen contact te hebben met haar vader. Zij heeft dit bij de Raad, bij JB, in haar brief en in haar gesprek met de kinderrechter aangegeven. De rechtbank ziet op dit moment daarom geen mogelijkheden om het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] te herstellen. In haar overweging betrekt de rechtbank ook dat [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat zij zelf contact op zal nemen met haar vader als zij daartoe de behoefte voelt en dat de moeder heeft aangegeven dat zij dit contact niet in de weg zal staan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wijst de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [voornaam minderjarige] af.
De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder de vader conform de opgelegde informatieregeling op de hoogte zal blijven houden over de ontwikkeling en het welzijn van [voornaam minderjarige] . De rechtbank merkt nog op dat [voornaam minderjarige] in haar gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat zij het goed vindt dat de vader foto’s van haar ontvangt en ook van de belangrijke momenten in haar leven, zoals het moment dat zij voor het eerst naar de middelbare school fietst.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier gaat om een procedure van familierechtelijke aard, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag en de omgang af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M.I. Noordegraaf, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2020.