Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
gevestigdheeft en daarmee het risico heeft aanvaard dat ze in een situatie terecht kan komen waarbij zij lokale medische zorg nodig zal hebben. De andersluidende stelling van eiseres is door gedaagde gemotiveerd betwist en ook niet in lijn met de strafrechtelijke verdenking tegen haar. Dat laat onverlet dat duidelijk is dat de zorg ter plaatse bij lange na niet het Nederlandse niveau heeft. Vast staat wel dat eiseres tot op heden de periode sinds het incident heeft weten door te komen, maar haar precieze medische situatie ten tijde van de zitting in dit geding is de voorzieningenrechter onduidelijk gebleven. Echter, ook als er van moet worden uitgegaan dat haar toestand nog immer zeer zorgelijk is, is dat enkele feit onvoldoende. Immers, bedacht moet worden dat het Hof in zijn uitspraak al in aanmerking heeft genomen dat voor de vrouwen en kinderen in de kampen hun (meest) fundamentele belangen op het spel staan, zoals het recht op leven en het recht op vrijheid en veiligheid. Ook heeft het Hof vastgesteld dat de vrouwen en kinderen in de opvangkampen in erbarmelijke omstandigheden verkeren, die mogelijkerwijs nog zullen verslechteren. Dat alles heeft zelfs met betrekking tot de kinderen niet geleid tot een voor hen gunstig oordeel. Daarbij heeft het Hof in de uitspraak van 11 november 2019, die betrekking had op de vrouwen én de kinderen, ook nog expliciet overwogen dat bij de vrouwen de relativering past dat zij er – in meerdere of mindere mate – zelf voor hebben gekozen om naar het kalifaat uit te reizen. Nu er in dit geval van moet worden uitgegaan dat eiseres op volwassen leeftijd welbewust is uitgereisd naar het kalifaat en dus valt in de door het Hof bedoelde categorie waarvoor een relativering past, is dat een factor die van groot belang is in de beoordeling.