Uitspraak
REchtbank DEN Haag
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
jeugdhulp:
:
Rechtbank Den Haag
Op 9 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, in hun hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Dit besluit betrof de toekenning van een maatwerkvoorziening ingevolge de Jeugdwet, waarbij een persoonsgebonden budget (pgb) was toegekend voor de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020. De verzoekers stelden dat de zorg voor hun dochter, die lijdt aan Ehlers-Danlos Syndroom (EDS) en epilepsie, onder de Jeugdwet valt en dat de financiële ruimte die door verweerder was vastgesteld onvoldoende was om de noodzakelijke zorg in te kopen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de zorgvraag van de dochter voortkomt uit haar somatische aandoeningen. De rechter stelde vast dat de zorg die door de moeder en een zelfstandig werkend zorgaanbieder werd verleend, onder de Jeugdwet valt. De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en droeg verweerder op om met ingang van de datum van uitspraak een maatwerkvoorziening toe te kennen voor de activiteit Individuele begeleiding voor 16 uur per week tegen een maximaal uurtarief van € 54,-. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoekers.
De uitspraak benadrukt het belang van adequate zorg voor jeugdigen met medische aandoeningen en de verantwoordelijkheden van gemeenten in het kader van de Jeugdwet. De voorzieningenrechter heeft de noodzaak van zorg en de financiële mogelijkheden van de ouders zorgvuldig afgewogen, en heeft een voorlopige voorziening getroffen om de continuïteit van zorg voor de minderjarige te waarborgen.