ECLI:NL:RBDHA:2020:6266
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag en dwangsom
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Chinese nationaliteit, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 20 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel om als kennismigrant in Nederland te werken. De staatssecretaris heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 19 juli 2019 en een vervolg ingebrekestelling op 22 augustus 2019. Eiseres heeft vervolgens op 24 oktober 2019 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 28 januari 2020 een beslissing heeft genomen, maar dat deze beslissing te laat was, aangezien de wettelijke termijn van negentig dagen was overschreden. De rechtbank oordeelde dat de kennisgevingen van 22 en 27 mei 2019 niet als een besluit tot inwilliging van de mvv-aanvraag konden worden aangemerkt. Hierdoor was de staatssecretaris een dwangsom verschuldigd voor het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-.
Daarnaast heeft eiseres een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar dit verzoek is afgewezen omdat er inmiddels een besluit was genomen op de mvv-aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering om een mvv-sticker te plakken niet meer als een feitelijke handeling kon worden aangemerkt, aangezien eiseres bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. N.R. Hoogenberk.