In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juni 2020, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die niet tijdig heeft beslist op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft op 18 november 2019 verweerder in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelt dat de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 1.442,-, omdat deze niet tijdig een besluit heeft genomen. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat er omstandigheden zijn die een langere beslistermijn rechtvaardigen, en dat de dwangsom van € 100,- per dag geldt voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe, rekening houdend met de gemaakte kosten voor juridische bijstand. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en mr. N.R. Hoogenberk, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De rechtbank benadrukt dat de uitspraak gegrond is en dat verweerder moet voldoen aan de opgelegde verplichtingen.