ECLI:NL:RBDHA:2020:6551
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische noodsituatie in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een asielzoeker, geboren in Rwanda, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de zaaknummers AWB 19/9443 (beroep) en AWB 19/7342 (voorlopige voorziening). De eiser had verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep had beslist. De staatssecretaris had de aanvraag van eiser afgewezen op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), waaruit bleek dat eiser in staat was om te reizen en er geen medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht. Eiser voerde aan dat er twijfels bestonden over zijn medische situatie en dat het BMA nader onderzoek had moeten verrichten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het BMA-advies had gebaseerd en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van dit advies. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zijn vergewisplicht had nageleefd en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het belang aan het verzoek was komen te ontvallen nu in de hoofdzaak werd beslist. De uitspraak werd gedaan door rechter E.I. Terborg-Wijnaldum, in aanwezigheid van griffier C.H. Gall.