2.4Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres, waarin zij zich op het standpunt stelt dat belanghebbende in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA), heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [verzekeringsarts 1] een onderzoek verricht. Hij heeft de dossiergegevens bestudeerd en de belanghebbende tijdens een spreekuur op
30 januari 2018 onderzocht. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een rapport van
28 februari 2018. Ook in beroep zijn diverse rapporten van verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 1] overgelegd. Blijkens deze rapporten is er volgens de verzekeringsarts b&b sprake van een chronisch psychiatrisch ziektebeeld met behandelmogelijkheden bij de werknemer. De behandelaar van de werknemer geeft duidelijk aan dat de terugval is ontstaan door het op eigen initiatief stoppen met de medicatie door de werknemer. Met medicatie is er een stabiel beeld. Weliswaar zijn de behandelmogelijkheden beperkt, maar de aanwezige behandelmogelijkheden zijn evenwel effectief, hetgeen blijkt uit de praktijk. De belanghebbende heeft zonder meer bewezen te kunnen werken, mits hij zijn medicatie inneemt. Er is geen reden om aan te nemen waarom dit niet weer zou kunnen, aldus verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 1] .
3. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standspunt dat belanghebbende wel volledig arbeidsongeschikt is, maar dat de beperkingen niet duurzaam zijn. Belanghebbende komt daarom niet in aanmerking voor een IVA-uitkering.
4. Eiseres betoogt dat de belanghebbende ten onrechte niet in aanmerking wordt gebracht voor een IVA-uitkering. Ter ondersteuning van haar betoog zijn rapportages van verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] van 3 mei en 5 juli 2018 (eerste en tweede rapport) overgelegd. Hij komt in dit rapport tot de conclusie dat door het Uwv ontoereikend is gemotiveerd op grond waarvan een meer dan geringe kans op herstel van de beperkingen van belanghebbende bestaat. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte niet meegewogen dat de behandelmogelijkheden beperkt waren en zich zouden richten op het hervatten van vrijwilligerswerk en ondersteuning in de thuissituatie. In dit geval is geen sprake van een ingezette dan wel geadviseerde therapie/behandeling die een meer dan geringe kans op verbetering van de functionele belastbaarheid biedt, aldus verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] .
5. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van belanghebbende op 3 oktober 2017 (de datum in geding) als duurzaam moet worden aangemerkt, waarmee belanghebbende zou voldoen aan de voorwaarden van een IVA-uitkering.
6. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Volgens vaste rechtspraakmoet bij de vraag naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid een inschatting worden gemaakt van de herstelkansen van de verzekerde, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van duurzaamheid in de vorenbedoelde zin gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en duidelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Tot slot geldt dat als van een stabiele of verslechterende situatie wordt uitgegaan voor het eerste jaar, de vaststelling dat in de periode daarna sprake is van een meer dan geringe kans op herstel, concreet en toereikend moet worden onderbouwd.
8. De rechtbank heeft het onderzoek heropend. In de heropeningsbeslissing heeft zij onder meer vastgesteld dat verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts 1] en verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] verschillende standpunten hebben ingenomen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer per de datum in geding. De rechtbank achtte de medische standpunten allebei inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerd. Er waren daarom op dat moment geen aanknopingspunten om aan een bepaald rapport meer betekenis toe te kennen. De rechtbank zag hierin aanleiding om de deskundige een medisch onderzoek te laten verrichten naar de al dan niet bestaande duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende. Hierbij is hem verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
“Kunt u zich verenigen met het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de betrokkene dat de beperkingen ten tijde van de datum in geding van
3 oktober 2017 niet van duurzame aard waren?
Meer in het bijzonder, was ten tijde van de datum in geding sprake van een ingezette dan wel geadviseerde therapie/behandeling die een meer dan geringe kans op verbetering van de functionele belastbaarheid bood?”