ECLI:NL:RBDHA:2020:7054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/6999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vreemdelingenwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 mei 2020, wordt het beroep van eiser, een Marokkaanse burger, tegen het besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 28 augustus 2019 was genomen, maar dit bezwaar was te laat ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift uiterlijk op 14 juni 2019 ontvangen had moeten zijn, maar dat dit pas op 26 juni 2019 gebeurde. Eiser stelde dat er sprake was van overmacht, omdat de postbezorging naar zijn woonplaats in Marokko vertraagd was. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen geldige reden is om de termijn voor het indienen van het bezwaar te verlengen. De wetgever heeft rekening gehouden met mogelijke vertragingen in de postbezorging en het is de verantwoordelijkheid van eiser om ervoor te zorgen dat het bezwaar tijdig wordt ingediend. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn van openbare orde is, die niet kan worden gewijzigd. Aangezien er geen verschoonbare omstandigheden zijn, verklaart de rechtbank het bezwaar niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6999

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Marokko, eiser

(gemachtigde: O. Belhaj),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 28 augustus 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder de Vreemdelingenwet 2000, zoals deze zaak, moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen vier weken na de datum waarop dat besluit bekend is gemaakt (artikelen 69 van de Vreemdelingenwet 2000 en 6:8 van de Awb).
3. In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 17 mei 2019. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 14 juni 2019 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 26 juni 2019. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Verweerder heeft aan eiser gevraagd waarom hij zijn bezwaarschrift na de termijn heeft ingediend. Eiser stelt dat er sprake is van een overmachtssituatie. Eiser heeft bij brief van 14 augustus 2019 aangegeven dat vanwege slecht post bereik van de locatie waar eiser woont, het op zijn minst vier weken duurt voordat er een brief bij hem aankomt. Deze termijn geldt ook voor de brieven die door eiser worden verzonden. In zijn beroepschrift heeft eiser dit herhaald.
5. Dat is volgens de rechtbank geen geldige reden. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd bezwaar te maken, of dat voor hem te laten doen. Bij het bepalen van de lengte van de bezwaartermijn heeft de wetgever al rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de postbezorging enigszins vertraagd kan zijn. Het is vaste rechtspraak dat de bezwaartermijn ook geldt voor belanghebbenden die in het buitenland verblijven. [1] Het is aan eiser om er voor te zorgen dat het bezwaarschrift - ook wanneer dat vanuit Marokko wordt verstuurd - tijdig wordt ingediend. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij het besluit pas heeft ontvangen nadat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift al voorbij was. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn van openbare orde is, die ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen -
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.CRvB 1 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP4464