In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft verweerder op 24 oktober 2019 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelt dat er sindsdien twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 1.442,-, die de rechtbank zelf vaststelt, omdat verweerder dit niet heeft gedaan.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, in plaats van de gebruikelijke termijn van twee weken. Dit is gedaan om recht te doen aan de belangen van eiseres en om verweerder de tijd te geven voor zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit maximum is verlaagd om de termijn voor het verbeuren van de dwangsom te verkorten.
Daarnaast is het beroep van eiseres gegrond verklaard, wat betekent dat zij recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe voor de gemaakte proceskosten, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is bekendgemaakt op 30 juni 2020.