ECLI:NL:RBDHA:2020:7249
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nohar, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H.W. van Heerebeek, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 30 juni 2020, die via Skype plaatsvond, is eiser niet verschenen, maar de verweerder was vertegenwoordigd.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen. Dit beginsel houdt in dat men ervan uit kan gaan dat andere EU-lidstaten, zoals Italië, de verplichtingen uit het vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) respecteren. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie in Italië zou leiden tot een schending van zijn rechten, ondanks zijn claims over onmenselijke behandeling en de gevolgen van de coronamaatregelen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op basis van de Dublinverordening de aanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de bestreden beslissing voldoende gemotiveerd is. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.