ECLI:NL:RBDHA:2020:7322
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en ontvankelijkheid van beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 maart 2020, waarin hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 15 maart 2019 ingediend en is van mening dat hij ten onrechte geen verblijfsvergunning asiel heeft gekregen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De verwijzing van eiser naar eerdere jurisprudentie kan niet tot een ander oordeel leiden, aangezien zijn situatie verschilt van de eerder behandelde zaken. Eiser heeft een zelfstandige verblijfsvergunning en heeft niet aangetoond dat hij in een gunstiger positie zou komen met een vergunning op de a-grond. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.