De rechtbank stelt vast dat het BMA bij het opstellen van de adviezen van
27 juni 2019 en 22 november 2019 gebruik heeft gemaakt van de medische informatie omtrent eiser. In het BMA-advies van 27 juni 2019 staat ten aanzien van de mogelijkheid tot reizen opgenomen dat eiser kan reizen per vliegtuig, trein, auto of boot. Als reisvoorwaarde staat onder andere opgenomen dat eiser vanwege zijn psychiatrische problematiek tijdens het reizen in een vliegtuig begeleid dient te worden door een psychiatrisch verpleegkundige, aangezien hij gedragsproblemen kan vertonen en een vliegtuig gedurende lange tijd niet verlaten kan worden. Hier is aan toegevoegd dat deze reisvoorwaarde mede uit zorg voor de medepassagiers is. De door eiser overgelegde medische verklaring van zijn huisarts van
29 juni 2015 waarin staat opgenomen dat eiser door angstklachten voor het verkeer niet in staat is om te reizen middels vervoersmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de BMA-adviezen niet zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Uit het BMA-advies van 27 juni 2019 blijkt immers dat het advies is opgesteld aan de hand van verkregen informatie van onder andere de genoemde huisarts van eiser, waardoor verondersteld dient te worden dat het BMA bekend is met diens inzichten. Voorts levert een mogelijk verschil van inzicht tussen het BMA en een behandelaar over de uit de medische gegevens te trekken conclusies geen concreet aanknopingspunt op voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies.
Het ter zitting door eiser aangevoerde standpunt dat door medisch behandelaars is vastgesteld dat eiser cognitieve stoornissen heeft, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser geen objectieve onderbouwing hiertoe heeft overgelegd, waardoor kan worden uitgegaan van het BMA-advies. Uit het BMA-advies volgt dat eiser geen objectieve testuitslagen heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de gestelde verregaande cognitieve stoornissen heeft, noch dat uit informatie blijkt dat deze neuropsychologische onderzoeken hebben plaatsgevonden. Voorts staat in het BMA-advies van 27 juni 2019 opgenomen dat eerder neurologisch onderzoek geen neurologische schade heeft aangetoond.
De enkele stelling dat de BMA-adviezen niet voldoende zouden zijn toegespitst op de persoonlijke omstandigheden van eiser en onvoldoende zouden zijn gemotiveerd, volstaat evenmin voor de conclusie dat de BMA-adviezen niet zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. In het BMA-advies van 27 juni 2019 wordt voor een uitgebreide weergave van voorgeschiedenis en visie verwezen naar het BMA-adviezen van 22 januari 2018 en
9 juli 2018, welke adviezen in een eerdere procedure van eiser door het BMA zijn opgesteld. Eiser heeft verder niet inzichtelijk gemaakt welke informatie van behandelaren niet zou zijn betrokken en hij heeft ook geen contra-expertise overgelegd om de inhoudelijke juistheid van de BMA-adviezen te betwisten (zie onder meer de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017).
De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank van 11 juli 2017 leidt tot slot niet tot een ander oordeel, nu er in het onderhavige geval geen concrete aanknopingspunten zijn die twijfel vormen aan de juistheid van de BMA-adviezen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser de rechtbank heeft verzocht.