ECLI:NL:RBDHA:2020:7788
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Zorgvuldigheidsgebrek en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, samen met haar minderjarige kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat haar zienswijze niet in de besluitvorming is meegenomen, wat in strijd zou zijn met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 4 mei 2020 een zienswijze heeft ingediend, maar dat deze ten onrechte niet is meegenomen in het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat dit zorgvuldigheidsgebrek kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 Awb, omdat eiseres niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de opvangvoorzieningen in Duitsland en het interstatelijk vertrouwensbeginsel beoordeeld. Eiseres heeft niet aangetoond dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en de rechtbank concludeert dat verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.