Uitspraak
3.Intrekking Nederlanderschap (SGR 20/1382)
Dubbele nationaliteit
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaken SGR 20/1382 en SGR 20/1325, waarbij de intrekking van het Nederlanderschap van eiser en zijn ongewenstverklaring aan de orde waren. Eiser, geboren in 1997 in Zaanstad, heeft zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit. Op 20 januari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten om het Nederlanderschap van eiser in te trekken op basis van artikel 14, lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), en hem tot ongewenst vreemdeling verklaard op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Dit besluit was gebaseerd op een ambtsbericht van de AIVD, waaruit bleek dat eiser zich in 2017 had aangesloten bij de terroristische organisatie Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) in Syrië, en dat hij een gevaar vormde voor de nationale veiligheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van het Nederlanderschap en de ongewenstverklaring niet onevenredig waren. Eiser had geen rechtmatig verblijf in Nederland en zijn activiteiten in Syrië vormden een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op basis van het ambtsbericht bevoegd was om het Nederlanderschap in te trekken. Eiser had geen toestemming verleend voor inzage in de onderliggende stukken van het ambtsbericht, waardoor de rechtbank niet in staat was om de juistheid van de conclusies van de AIVD te toetsen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van het Nederlanderschap en de ongewenstverklaring gerechtvaardigd waren, en verklaarde de beroepen ongegrond.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van nationale veiligheidsmaatregelen in gevallen van betrokkenheid bij terroristische organisaties, en de gevolgen daarvan voor de rechten van individuen met dubbele nationaliteit. De rechtbank heeft ook overwogen dat de ongewenstverklaring geen schending oplevert van artikel 8 van het EVRM, omdat eiser geen familie- of gezinsleven in Nederland uitoefende ten tijde van het besluit.