ECLI:NL:RBDHA:2020:8242
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Definitieve jaarafrekening buitenlandbijdrage Zvw; beroep ongegrond
Op 11 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een in België woonachtige Nederlandse, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de definitieve jaarafrekening van de buitenlandbijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het zorgjaar 2016. Eiseres, geboren op 21 maart 1947, ontvangt een AOW-pensioen en een aanvullend pensioen en is als verdragsgerechtigde aangemerkt, wat haar recht op zorg in België ten laste van Nederland bevestigt. Het CAK heeft de buitenlandbijdrage vastgesteld op € 2.099,60, waarvan reeds een bedrag van € 1.408,68 is ingehouden, waardoor eiseres nog € 690,92 dient te voldoen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het CAK, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 4 augustus 2020 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar echtgenoot, haar bezwaren toegelicht. Eiseres betoogde dat het CAK had moeten wachten op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de voorlopige jaarafrekening voordat de definitieve jaarafrekening werd vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat het CAK niet verplicht was om deze procedure af te wachten, en dat de definitieve jaarafrekening niet afwijkt van de voorlopige.
De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe relevante gegevens zijn die een ander oordeel rechtvaardigen. Eiseres had haar twijfels over de juistheid van de berekening, maar deze waren niet onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar vanwege coronamaatregelen niet op een openbare zitting. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.