ECLI:NL:RBDHA:2020:8972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
8450875 EJ VERZ 20-83093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond met toekenning van de transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Zorgpartners Midden-Holland en de werknemer, hierna te noemen [verweerder tevens verzoeker]. De arbeidsovereenkomst was inhoudsloos geworden omdat de onderwijsovereenkomst tussen de werknemer en de onderwijsinstelling was beëindigd, waardoor de werknemer het vereiste diploma niet meer kon behalen. Zorgpartners had aanvankelijk verzocht om ontbinding op de e-grond, maar trok dit verzoek in en volhardde in het verzoek om ontbinding op de h-grond. De kantonrechter overwoog dat het verzoek op de h-grond toewijsbaar was, ondanks dat de werknemer aangaf bezig te zijn met het verkrijgen van een verklaring voor het afronden van zijn opleiding.

De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2020 zou plaatsvinden en dat de werknemer recht had op een transitievergoeding van € 1.802,08. Daarnaast werd Zorgpartners veroordeeld om het salaris van de werknemer te betalen vanaf 20 januari 2020 tot 1 oktober 2020, vermeerderd met wettelijke verhogingen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
zaaknr.: 8450875 EJ VERZ 20-83093
Beschikking van de kantonrechter d.d. 18 augustus 2020 in de zaak van:
de stichting
Stichting Zorgpartners Midden-Holland,
gevestigd te Gouda,
verzoekende partij, tevens verwerende partij,
hierna te noemen: Zorgpartners,
gemachtigde: mr. W. van Wijngaarden,
en
[verweerder tevens verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij,
hierna te noemen: [verweerder tevens verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M.E. Muller.

1.Het verdere verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de stukken die zijn genoemd in de tussenbeschikking die in deze zaak op 2 juni 2020 is gegeven en voorts van de navolgende stukken, waaruit tevens het verdere verloop van de procedure blijkt:
- de akte die [verweerder tevens verzoeker] heeft doen nemen op 23 juni 2020;
- de akte die Zorgpartners heeft doen nemen op 23 juni 2020;
- de akte die [verweerder tevens verzoeker] heeft doen nemen op 13 juli 2020.

2.De nadere overwegingen

2.1
Bij de akte die Zorgpartners op 23 juni 2020 heeft doen nemen heeft zij haar verzoek, strekkende tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de primaire grondslag, de e-grond, ingetrokken en heeft zij volhardt in haar verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de h-grond.
2.2
In de akte die [verweerder tevens verzoeker] op 13 juli 2020 heeft doen nemen heeft hij het volgende doen zeggen. Uit het feit dat Zorgpartners haar verzoek, voor zover het op de e-grond is gedaan, heeft ingetrokken, is af te leiden dat zij ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat [verweerder tevens verzoeker] zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en ten onrechte een loonstop heeft afgekondigd. Dit betekent dat Zorgpartners het loon met betrekking tot de periode vanaf 5 september tot en met 23 september 2019 aan [verweerder tevens verzoeker] dient te betalen. Verder dient zij hem te betalen het vanaf 20 januari 2020 opgeschorte loon. Voor zover Zorgpartners hiertoe over gaat heeft [verweerder tevens verzoeker] , ofschoon het gewijzigde verzoek op zich in strijd is met de goede procesorde, geen aanleiding om zich tegen de wijziging van het verzoek te verzetten. Overigens heeft [verweerder tevens verzoeker] aangevoerd dat hij op dit moment doende is bij een MBO instelling een verklaring te krijgen waaruit blijkt dat hij zijn opleiding volgend jaar zal kunnen afronden. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst op de h-grond te ontbinden, is af te wijzen, althans aan [verweerder tevens verzoeker] moet een nadere termijn worden gegund om de zojuist bedoelde verklaring in het geding te brengen.
2.3
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.4
Het thans alleen nog op de h-grond gebaseerde verzoek is, zoals is overwogen in rechtsoverweging 2.8 van de tussenbeschikking d.d. 2 juni 2020, toe te wijzen. De enkele mededeling van [verweerder tevens verzoeker] , dat hij doende is een verklaring te krijgen waaruit blijkt dat hij zijn opleiding volgend jaar zal kunnen afronden, staat daaraan niet in de weg. Zelfs indien hij die verklaring kan krijgen, komt daarmee niet vast te staan dat hij zijn opleiding binnen afzienbare tijd zal kunnen afronden. De arbeidsovereenkomst is aldus te ontbinden per de hierna te noemen datum.
2.5
Het gewijzigde verzoek (de intrekking van de e-grond) is niet in strijd met de goede procesorde. De wijziging van het verzoek brengt wel met zich mee dat niet komt vast te staan dat [verweerder tevens verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat hij aanspraak heeft op de transitievergoeding. De transitievergoeding per de ontbindingsdatum bedraagt € 1.802,08. De wijziging van het verzoek brengt verder met zich mee dat niet komt vast te staan dat Zorgpartners het loon van [verweerder tevens verzoeker] met ingang van 20 januari 2020 terecht is gaan opschorten. Het op het loon betrekking hebbende verzoek van [verweerder tevens verzoeker] is daarom, vermeerderd met de verzochte wettelijke verhoging, toe te wijzen. Dat verzoek ziet overigens niet ook op de periode vanaf 5 september tot en met 23 september 2019, zodat het loon over die periode niet kan worden toegewezen. Voor zover [verweerder tevens verzoeker] zijn verzoek daarmee bij de op 13 juli 2020 genomen akte heeft willen vermeerderen wordt dat, gelet op het stadium waarin de procedure zich thans bevindt, niet toegestaan. Voor zover Zorgpartners het loon over de periode vanaf 5 september tot en met 23 september 2019 wegens de niet-nakoming van de re-integratieverplichting heeft opgeschort, zal Zorgpartners dit overigens wel alsnog aan [verweerder tevens verzoeker] moeten betalen. De kantonrechter gaat er van uit dat zij dit in dat geval zonder mankeren zal doen.
2.6
De uitkomst van de procedure die Zorgpartners heeft ingesteld is aanleiding om de proceskosten in die procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitkomst van de procedure die [verweerder tevens verzoeker] aanhangig heeft gemaakt is aanleiding om Zorgpartners te veroordelen in de kosten van die procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
Op het verzoek van Zorgpartners:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen en bepaalt dat deze met ingang van 1 oktober 2020 eindigt;
veroordeelt Zorgpartners om aan [verweerder tevens verzoeker] te betalen de transitievergoeding ad € 1.802,08;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Op het verzoek van [verweerder tevens verzoeker] :
veroordeelt Zorgpartners om aan [verweerder tevens verzoeker] te betalen het hem toekomende salaris met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 20 januari 2020 tot 1 oktober 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
veroordeelt Zorgpartners in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van [verweerder tevens verzoeker] worden vastgesteld op een bedrag ad € 480,= voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2020.