ECLI:NL:RBDHA:2020:9094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen en dwangsom
In deze zaak hebben drie Syrische zussen, eiseressen, afzonderlijk aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 4 juli 2018. Op 14 januari 2020 hebben zij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, geïnformeerd dat hij in gebreke is gebleven door niet binnen de beslistermijn op hun aanvragen te beslissen. Verweerder heeft op 27 februari 2020 de aanvragen van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tevens heeft verweerder aan eiseressen een dwangsom toegekend, maar stelde dat slechts één dwangsom verschuldigd was vanwege de samenhang tussen de aanvragen.
Eiseressen zijn het niet eens met de beslissing van verweerder om de dwangsom te delen, omdat zij ieder afzonderlijk een aanvraag hebben ingediend en dus recht hebben op een individuele vergoeding. De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de gelijktijdige indiening van de aanvragen en de familieband tussen de eiseressen, verweerder terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van samenhang. De rechtbank heeft de stelling van eiseressen verworpen dat zij recht hebben op afzonderlijke dwangsommen, omdat zij niet hebben aangetoond dat er in hun geval van het uitgangspunt van samenhang moet worden afgeweken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de toegekende dwangsom niet is betwist door eiseressen en heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, op 8 september 2020, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal dat alsnog worden zodra het weer mogelijk is.