ECLI:NL:RBDHA:2020:9123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
NL20.16210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, een Georgische nationaliteit, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Vanwege de coronamaatregelen heeft de rechtbank partijen verzocht in te stemmen met het achterwege blijven van een zitting, wat zij hebben gedaan. Eiser heeft op 2 september 2020 beroepsgronden ingediend, waarop verweerder op 4 september 2020 heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 10 september 2020 gesloten.

Eiser stelde dat hij ten onrechte in bewaring was gesteld, omdat hij de intentie had om in Nederland te blijven en dat hij pas later zijn asielwens had geuit. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had gesteld dat eiser de asielaanvraag had ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit te verijdelen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij eerder asiel had willen aanvragen en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen andere, minder dwingende maatregelen dan inbewaringstelling konden worden toegepast. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16210

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft partijen vanwege de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het coronavirus verzocht in te stemmen met het achterwege blijven van een zitting. Daarbij is een termijn voor reactie gegeven. Partijen hebben hiermee ingestemd. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat de behandeling van het beroep op de zitting achterwege blijft. Eiser heeft op 2 september 2020 beroepsgronden ingediend en verweerder heeft op 4 september 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 10 september 2020.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij asiel heeft aangevraagd om de terugkeerprocedure te verijdelen. Eiser had altijd al de intentie om in Nederland te blijven. Echter, tijdens het gehoor voorafgaand aan zijn eerste inbewaringstelling op 8 augustus 2020 zou tegen hem gezegd zijn dat hij weinig kans maakte om een asielvergunning te verkrijgen omdat hij uit Georgië afkomstig was en dit land gezien wordt als veilig derde land. Eiser heeft dat zo opgevat dat hij geen asiel mocht aanvragen. Daarom heeft hij destijds de wens geuit om zo snel mogelijk terug te keren naar zijn land van herkomst. Nadat hij werd overgeplaatst naar het detentiecentrum Rotterdam, zag eiser dat andere Georgiërs wel asiel hadden aangevraagd en realiseerde hij zich dat hij dat ook mocht doen. Vandaar dat hij pas op dat moment zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt. Dit heeft hij ook zo uitgelegd tijdens het gehoor voorafgaand aan zijn inbewaringstelling van 28 augustus 2020. De huidige maatregel is daarom op een verkeerde grondslag genomen.
2.1
In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat eiser (1°) in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, (2°) reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en (3°) op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen.
2.2
De rechtbank stelt vast dat eiser het standpunt van verweerder, dat artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw van toepassing is, niet heeft bestreden. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft geoordeeld in de uitspraak van 13 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1528) is elke wettelijke grondslag van artikel 59b, eerste lid, Vw voldoende om een vreemdeling in bewaring te stellen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat kan worden aangenomen dat eiser de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen. Vast staat immers dat eiser al vanaf 8 augustus 2020 in bewaring zat en hij eerder expliciet heeft aangegeven terug te willen keren naar Georgië en geen asielaanvraag in te willen dienen. Pas nadat het beroep tegen de vorige maatregel van inbewaringstelling ongegrond is verklaard heeft eiser zijn asielwens kenbaar gemaakt.
3. Eiser voert aan dat hij een week eerder asiel wilde aanvragen en hij met zijn gemachtigde hierover wilde spreken, maar dat hij daarin niet is geslaagd.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat eiser deze stelling niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit het formulier M120 van 3 september 2020 blijkt het volgende. Eiser is ongeveer een week voor zijn asielaanvraag, op 21 augustus 2020, ingelicht over een mogelijke uitzetting op 2 september 2020 naar Georgië. Op dat moment gaf hij aan dat hij daaraan wenste mee te werken. Voorts blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek van 13 augustus 2020 dat eiser expliciet op de mogelijkheid is gewezen om een sprekersbriefje in te vullen voor het geval er op een later moment nog vragen voor zijn regievoerder zouden zijn geweest. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hier hiervan gebruik had willen maken voor het indienen van een asielaanvraag en dat dit niet is gelukt. De beroepsgrond faalt.
4. Eiser voert ten slotte aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast. Aangezien eiser nu wel asiel heeft aangevraagd, kan hij in een asielzoekerscentrum verblijven en kan hij een wekelijkse toelage krijgen om in zijn levensbehoefte te voorzien. Eiser wenst in Nederland te blijven en heeft een asielaanvraag ingediend zodat het risico om te onttrekken niet groot is te noemen.
4.1
Bij de beantwoording van de vraag of verweerder met toepassing van een lichter middel had moeten volstaan, beoordeelt de rechtbank of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen andere afdoende maar minder dwingende
maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast
4.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en met een draagkrachtige motivering op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De onderhavige maatregel is immers juist bedoeld voor asielaanvragen, indien zoals in dit geval sprake is van de voor oplegging vereiste gronden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.