8.3.De rechtbank oordeelt dat verweerder met de onder 7.2 weergegeven motivering heeft voldaan aan de eis die in artikel 28, vierde lid, van de Wbtv wordt gesteld. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat niet is gebleken van communicatieproblemen tussen eiser en de niet-registertolk.
9. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten om te motiveren waarom hij niet wordt gevolgd in zijn verklaring dat [A] een bekende was van de politie, terwijl de problemen in Servië na terugkeer uit Duitsland wel geloofwaardig zijn geacht.
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaring dat [A] tot de politie behoorde. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat de verklaringen van eiser hierover enkel zijn gebaseerd op vermoedens. Eiser heeft niet toegelicht waaruit blijkt dat [A] tot de politie zou behoren. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat niet aannemelijk is dat, indien [A] daadwerkelijk tot de politie zou behoren, eiser wel twee pogingen heeft gedaan om aangifte te doen bij de politie. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat de omstandigheid dat het asielrelaas van eiser geloofwaardig is geacht niet maakt dat eiser ook moet worden gevolgd in zijn standpunt dat hij geen bescherming kan krijgen bij de (hogere) autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser voert aan dat er een risico is op schending van artikel 3 van het EVRM3 voor
Roma’s in Servië. Ter onderbouwing van deze grond verwijst eiser naar algemene bronnen.
12. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken, ook niet uit de door eiser aangehaalde algemene bronnen, dat er in het geval van eiser sprake is van een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser blijkens zijn verklaringen werk had, een verblijfplaats had in de woning bij zijn ouders, dat hij toegang had tot scholing en dat hij identificerende documenten kon krijgen bij de autoriteiten in Servië. De beroepsgrond slaagt niet.
Verblijfsvergunning regulier in verband met corona
13. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om te toetsen of eiser in verband met de coronapandemie ambtshalve in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6, artikel 3.6a, artikel 3.6b aanhef en onder a en artikel 3.6ba van het Vb4.
13. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft niet hoeven toetsen aan artikel 3.6 van het Vb omdat eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. Verweerder heeft
3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4 Vreemdelingenbesluit 2000.
blijkens het betreden besluit wel getoetst aan artikel 3.6a van het Vb. Verweerder heeft immers overwogen dat de door eiser aangevoerde informatie geen aanleiding geeft om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen. Ook blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder heeft getoetst aan artikel 3.6b, aanhef en onder a en aan artikel 3.6ba van het Vb. Verweerder heeft namelijk overwogen dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om eiser op humanitaire gronden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser heeft in de zienswijze aangevoerd dat hij door beëindiging van het rechtmatig verblijf geen recht meer zal hebben op opvang en zorg en dat hij vanwege de coronapandemie niet terug kan reizen naar Servië. Verweerder heeft over deze omstandigheden terecht gesteld dat eiser recht op opvang en medische zorg behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is en heeft deze omstandigheden niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven om aan eiser een verblijfsvergunning regulier te verlenen.
Artikel 64 Vw5
15. Eiser voert aan dat, indien aan zijn zus [B] een verblijfsvergunning wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw, aan hem eveneens een verblijfsvergunning moet worden verleend.
15. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat de rechtbank bij uitspraak van heden in de zaak van zus [B] (NL20.11130) heeft geoordeeld dat verweerder aan haar geen uitstel van vertrek heeft hoeven verlenen op grond van artikel 64 van de Vw.
Vertrektermijn en inreisverbod
17. Eiser voert aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten om te motiveren waarom aan hem, in verband met de coronapandemie en de reisbeperkingen die daar het gevolg van zijn, een vertrektermijn is onthouden en, in het verlengde daarvan, een inreisverbod aan hem is opgelegd.
17. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden niet slagen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan aan hem een vertrektermijn moet worden gegund dan wel op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Verweerder heeft de maatregelen rondom het coronavirus niet hoeven aanmerken als bijzondere, individuele omstandigheden maar heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser opvang in Nederland behoudt totdat internationaal reizen weer mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank kan van eiser in het kader van zijn vertrekplicht dan ook worden verwacht dat hij zich onmiddellijk naar Servië begeeft zodra dat mogelijk is.
5 Vreemdelingenwet 2000.
19. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.