ECLI:NL:RBDHA:2020:9402
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag Nigeriaanse eiser en beoordeling van identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn nationaliteit en identiteit niet met identificerende documenten had aangetoond, maar dat de taalanalyse die hij had overgelegd wel degelijk zijn Nigeriaanse nationaliteit kon onderbouwen. De rechtbank volgde de eiser in zijn stelling dat hij met de taalanalyse zijn nationaliteit had aangetoond, ondanks dat verweerder dit niet had erkend. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand konden blijven omdat de eiser zijn identiteit onvoldoende aannemelijk had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van identiteit, nationaliteit en herkomst essentieel is voor de beoordeling van asielmotieven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen daarvan. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.050,-.