ECLI:NL:RBDHA:2020:9570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid Roemenië voor asielaanvraag onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils, om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank bevond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening, aangezien eiser eerder een asielaanvraag in Roemenië had ingediend. Eiser betwistte dat hij in Roemenië een asielaanvraag had gedaan en voerde aan dat hij daar gevangen was gezet bij aankomst, wat volgens hem een indicatie was dat hij niet in de asielprocedure zou worden opgenomen. Hij verwees naar het AIDA-rapport om zijn standpunt te onderbouwen.
De rechtbank oordeelde echter dat de registratie van eiser in het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat hij op 21 maart 2020 in Roemenië een asielverzoek had ingediend, voldoende bewijs was dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank stelde vast dat de Roemeense autoriteiten hun verantwoordelijkheid hadden bevestigd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de situatie in Roemenië zodanig was dat hij niet zou worden opgenomen in de asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.