ECLI:NL:RBDHA:2020:9941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen gedoogbesluit inzake illegale bouwwerken
Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. De zaak betreft een beroep tegen een gedoogbesluit dat voortvloeit uit een eerder besluit van 8 april 2019, waarbij de eiser vier lasten onder dwangsom opgelegd kreeg vanwege illegale bouwwerken op zijn perceel. Het college heeft op 20 april 2020 het bezwaar van de eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, maar de gedoogbeschikking uitgebreid. De eiser heeft vervolgens een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, dat door de rechtbank als beroepschrift is aangemerkt.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de eiser niet opkomt tegen de meeste lasten die hem zijn opgelegd, en dat hij bezwaar heeft tegen voorwaarde 14 van het gedoogbesluit. Echter, volgens recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan de eiser hiertegen geen beroep instellen, omdat een gedoogbeslissing niet als besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval en dat de gedoogbeslissing niet kan worden gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Awb. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet in te stellen tegen deze uitspraak.