ECLI:NL:RBDHA:2021:10019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
SGR 20/3135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WGA-uitkering van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.H. Swart. Eiseres had een WGA-uitkering op basis van de Wet WIA, maar deze werd door verweerder ingetrokken per 1 mei 2020, na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres was van mening dat het medisch onderzoek dat aan de intrekking ten grondslag lag, onvolledig was en dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte op minder dan 35% was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld om tot zijn conclusie te komen. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de intrekking van de WGA-uitkering te weerleggen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Stichting het Groene Hart Ziekenhuis, te Gouda

Procesverloop

In het besluit van 6 mei 2019 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van eiseres die zij ontvangt op basis van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd blijft.
In het besluit van 20 maart 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de derde-partij tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken per 1 mei 2020.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij heeft verklaard geen gebruik te maken van het recht ter zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft gewerkt als patiëntenvoorlichter bij Stichting het Groene Hart Ziekenhuis (de werkgever). Sinds 21 februari 2011 is eiseres uitgevallen wegens lichamelijke en psychische klachten. Vanwege deze gezondheidsklachten heeft verweerder met ingang van 18 februari 2013 een uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (een WGA-uitkering op basis van de Wet WIA) aan haar toegekend. Deze uitkering werd door verweerder gebaseerd op een mate van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid.
2. Op verzoek van de werkgever heeft verweerder in mei 2019 de arbeidsongeschiktheid en de WGA-uitkering van eiseres opnieuw beoordeeld. De primaire verzekeringsarts heeft in dat kader (op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek) geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres ongewijzigd is. Daarmee bleef ook de WGA-uitkering ongewijzigd.
3. De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen deze ongewijzigde WGA-uitkering. Als gevolg daarvan heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld en (op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek) geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. Verweerder heeft daarom op 20 maart 2020 besloten de WGA-uitkering van eiseres per 1 mei 2020 in te trekken (het bestreden besluit).
De beoordeling van de rechtbank
4. In geschil is of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 35% bedraagt. Eiseres voert in dat verband aan dat het medisch onderzoek dat tot de vaststelling van deze mate van arbeidsongeschiktheid heeft geleid, onvolkomen en onvolledig is.
5. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 20 november 2019 blijkt dat hij alle nodige informatie heeft verzameld en in zijn medische beoordeling heeft betrokken. Zo heeft hij eiseres zelf onderzocht tijdens het spreekuur en heeft hij de gezondheidsklachten die eiseres naar voren heeft gebracht (met name het Carpale Tunnel Syndroom en de psychische klachten) inhoudelijk beoordeeld. Verder heeft hij, om tot die beoordeling te komen, dossierstudie verricht en informatie van derden betrokken die eiseres medisch hebben behandeld (te weten: de huisarts, een neuroloog en een psycholoog).
6. De door eiseres aangevoerde omstandigheid dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts b&b ver vóór de datum in geding van 1 mei 2020 is uitgevoerd, leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Het klopt weliswaar dat eiseres ruim zeven maanden vóór de datum in geding van 1 mei 2020 voor het laatst door de verzekeringsarts b&b is gezien, maar de lengte van deze periode staat in dit geval niet in de weg aan een medisch verantwoord oordeel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. In de eerste plaats is het enkele feit dat deze periode ruim zeven maanden heeft geduurd onvoldoende om van het tegendeel uit te gaan. [1] In de tweede plaats heeft de verzekeringsarts b&b, naar aanleiding van de zienswijze van eiseres op het voornemen van verweerder om de WGA-uitkering te beëindigen, op 16 maart 2020 een aanvullend medisch rapport uitgebracht. Blijkens de inhoud van dat rapport heeft de verzekeringsarts b&b ook de door eiseres overgelegde, meer actuele medische gegevens van haar huisarts over de periode januari 2018 tot en met februari 2020 bestudeerd en beoordeeld. Verweerder heeft dit aanvullend rapport mede ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Tot slot heeft eiseres geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat in de betreffende periode dusdanige (andere) medische ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die een ander licht doen schijnen op haar belastbaarheid op de datum in geding en die verzekeringsarts b&b onvoldoende heeft kunnen beoordelen.
7. Eiseres voert verder aan dat haar medische beperkingen die samenhangen met het gebruik van haar handen, onvoldoende zijn vertaald in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) die is vastgesteld door de verzekeringsarts b&b. Eiseres wijst in dit verband op de operatie die zij in juni 2020 heeft ondergaan vanwege haar klachten die voortkomen uit het Carpale Tunnel Syndroom waaraan zij lijdt. Daaruit blijkt dat de primaire verzekeringsarts, in tegenstelling tot de verzekeringsarts b&b, wel de juiste conclusie heeft getrokken over de ernst van de beperkingen die samenhangen met het gebruik van haar handen en die beperkingen in de juiste mate in zijn FML heeft opgenomen. Tot slot stelt eiseres dat ook (de toename van) haar psychische klachten onvoldoende zijn vertaald in de FML van de verzekeringsarts b&b.
8. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Hoewel het te begrijpen is dat verschillen in oordelen van verzekeringsartsen over hetzelfde ziektebeeld vraagtekens kunnen oproepen, stelt zij vast dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 11 november 2019 voldoende duidelijk heeft aangegeven waarom hij tot minder medische beperkingen komt dan de primaire verzekeringsarts. Zo legt de verzekeringsarts b&b op een inzichtelijke wijze uit dat zijn eigen bevindingen en de overige medische gegevens de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen in de FML niet voldoende kunnen onderbouwen. Verder brengt de enkele omstandigheid dat eiseres in juni 2020 een operatie heeft ondergaan niet zonder meer mee dat de verzekeringsarts b&b de ten tijde van de beoordeling bestaande klachten en beperkingen van eiseres onjuist heeft ingeschat. Reeds eerder was immers bekend dat eiseres in aanmerking kwam voor een dergelijke operatie. Blijkens zijn rapportage heeft de verzekeringsarts b&b dit gegeven in zijn beoordeling betrokken. Tot slot blijkt uit de medische gegevens van eiseres dat haar psychische klachten gedurende de jaren een wisselend beeld in ernst tonen. Door de verzekeringsarts b&b is in voldoende mate en inzichtelijk gewogen dat deze klachten, onder meer gezien de behandelingen die eiser hiervoor heeft gekregen, geen zodanig psychiatrisch beeld opleveren dat moet worden uitgegaan van verdergaande medische beperkingen op dit punt.
De conclusie van de rechtbank
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Aaron, rechter, in aanwezigheid van Z. Jainullah, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2021.
Griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3526).