ECLI:NL:RBDHA:2021:10092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/09/616635 / KG ZA 21-785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering Koninklijke Horeca Nederland inzake coronamaatregelen voor nachtclubs en discotheken

In deze zaak heeft de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, met als doel de opening van nachtclubs en discotheken te bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als andere horeca- en evenementenlocaties per 25 september 2021. KHN stelt dat de huidige coronamaatregelen, die nachtclubs en discotheken uitsluiten van versoepelingen, in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en andere juridische beginselen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van KHN moet worden afgewezen. De rechter heeft vastgesteld dat het politieke besluitvormingsproces omtrent de coronamaatregelen op dat moment nog niet was afgerond en dat er geen goedgekeurde ministeriële regeling was die de gevraagde openstelling kon rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is niet bevoegd om in dit proces dwingend wetgevingsbevelen te geven, aangezien dit aan de wetgever is. KHN kan pas na afronding van het besluitvormingsproces de regelgeving aan de rechter voorleggen. De rechter heeft KHN als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C-09-616635 - KG ZA 21-785
Vonnis in kort geding van 17 september 2021
in de zaak van
KONINKLIJK VERBOND VAN ONDERNEMERS IN HET HORECA EN AANVERWANTE BEDRIJF “HORECA NEDERLAND”te Woerden,
eiseres,
advocaten mrs. P.D. Olden en A.C. Rozeman te Amsterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Economische Zaken)te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. R.W. Veldhuis en E.F. Binnendijk te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘KHN’ en ‘de Staat’.
Korte inhoud
Deze zaak gaat over de corona-maatregelen ten aanzien van de nachtclubs en discotheken. KHN eist dat bij de volgende versoepelingen, voorzien per 25 september 2021, nachtclubs en discotheken worden opengesteld onder dezelfde voorwaarden als de overige horeca, evenementen, theaters, bioscopen en concertzalen, dan wel een verbod om aan nachtclubs en discotheken andere openingsvoorwaarden op te leggen. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze eis moet worden afgewezen. KHN wil dat de rechter ingrijpt in het nog lopende politieke besluitvormingsproces door het kabinet dwingend voor te schrijven hoe de regelgeving er op 25 september 2021 ten aanzien van nachtclubs en discotheken concreet uit moet zien. De voorzieningenrechter is tot het geven van een dergelijk wetgevingsbevel niet bevoegd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 augustus 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de akte houdende overlegging producties en wijziging van eis;
- de brief van mr. Veldhuis van 13 september 2021, met productie;
- de op 14 september 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feitelijke achtergrond

2.1.
In deze procedure staan de bij KHN, een branchevereniging voor de horeca, aangesloten nachtclubs en discotheken centraal. Nachtclubs en discotheken zijn op grond van het door het kabinet afgekondigde en door het parlement goedgekeurde coronamaatregelenpakket sinds het begin van de coronacrisis gesloten. In het kader van de vanaf eind april 2021 via het zogenaamde openingsplan doorgevoerde versoepelingen van de coronamaatregelen hebben nachtclubs en discotheken op 26 juni 2021 hun deuren weer kunnen openen. In verband met het stijgende aantal coronabesmettingen heeft het kabinet besloten de op dat moment reeds doorgevoerde versoepelingen deels terug te draaien. Nachtclubs en discotheken zijn als gevolg hiervan vanaf 9 juli 2021 weer volledig gesloten. Na per 30 augustus 2021 doorgevoerde versoepelingen in het onderwijs, is het kabinet voornemens per 25 september 2021 de coronamaatregelen verder te versoepelen. Met het oog daarop zal de Tijdelijke Regeling maatregelen covid-19 (Trm) (wederom) worden gewijzigd.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
KHN vordert – na wijziging van haar eis – de Staat te gebieden om in het kader van de per 25 september 2021 door te voeren versoepelingen nachtclubs en discotheken open te stellen onder dezelfde voorwaarden als de overige horeca, organisatoren van evenementen (zoals festivals, sportwedstrijden en congressen), theaters, bioscopen en concertzalen, dan wel de Staat te verbieden aan nachtclubs en discotheken andere voorwaarden voor openstelling op te leggen dan aan voormelde branches.
3.2.
KHN wijst erop dat demissionair minister-president Rutte tijdens een corona-persconferentie op 13 augustus 2021 zonder enig voorbehoud heeft aangekondigd dat nachtclubs en discotheken in ieder geval tot 1 november 2021 gesloten zullen blijven. Door nachtclubs en discotheken uit te zonderen van de voorgenomen versoepelingen per 25 september 2021, schendt het kabinet volgens KHN het gelijkheidsbeginsel, het verbod van willekeur, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Volgens KHN staat niets eraan in de weg om de beperkende maatregelen, onder oplegging van een controle op coronatoegangsbewijzen, ook ten aanzien van nachtclubs en discotheken te laten vervallen. De door het kabinet beoogde voortdurende sluiting van nachtclubs en discotheken is daarmee volgens KHN onmiskenbaar onverbindend.
3.3.
De Staat vindt dat de eis moet worden afgewezen.
3.4.
De voorzieningenrechter beoordeelt dit geschil op basis van de feiten die op het moment van het sluiten van de zitting (’s middags op 14 september 2021) bekend waren en door partijen aan hun stellingen en verweren ten grondslag zijn gelegd. De Staat heeft met juistheid opgemerkt dat het politieke besluitvormingsproces over de coronamaatregelen zoals die per 25 september 2021 zullen gelden, waaronder begrepen de per die datum door te voeren versoepelingen, op dit moment (14 september 2021) nog niet is afgerond. Het kabinet heeft weliswaar al op 13 augustus 2021 de verwachting uitgesproken dat per 25 september 2021 door te voeren versoepelingen niet zullen gelden voor nachtclubs en discotheken, maar daarmee is van een in een ministeriële regeling vervat kabinetsbesluit (tot wijziging van de Trm) nog geen sprake. Deze besluitvorming zal pas plaatsvinden in de ministerraad van 14 september 2021 en wel op basis van daartoe gevraagde recente (op 13 augustus 2021 nog niet beschikbare en ook op 14 september 2021 nog niet openbaar gemaakte) adviezen van het Outbreak Management Team (OMT), het Bestuurlijk afstemmingsoverleg infectieziektebestrijding (BAO) en aan de hand van een Sociaal Maatschappelijk Economische Reflectie. Vervolgens zal een dergelijke ministeriële regeling op grond van de nahangprocedure van artikel 58b, lid 2 en 3, van de Wet publieke gezondheid (Wpg) nog ter goedkeuring aan het parlement moeten worden voorgelegd. Er ligt derhalve op dit moment niet een door het parlement goedgekeurde ministeriële regeling (met de door KHN gestelde inhoud), die door de voorzieningenrechter op onmiskenbare onverbindendheid kan worden getoetst. De vordering van KHN strekt ertoe dat de voorzieningenrechter ingrijpt in het thans nog lopende politieke besluitvormingsproces door het kabinet bij vonnis dwingend voor te schrijven hoe de Trm er op 25 september 2021 ten aanzien van nachtclubs en discotheken concreet uit moet komen te zien. De voorzieningenrechter is echter tot het geven van een dergelijk wetgevingsbevel niet bevoegd. Het is immers aan de wetgever om – onder afweging van de betrokken belangen – te beslissen of wetgeving met een bepaalde inhoud tot stand moet worden gebracht en deze wetgeving kan vervolgens in rechte worden getoetst. KHN is met dit kort geding dus te vroeg. Wanneer het politieke besluitvormingsproces is afgerond, staat haar de mogelijkheid ter beschikking om de ter zake vastgestelde regelgeving op korte termijn aan de rechter ter toetsing voor te leggen. De vordering van KHN ligt reeds daarom voor afwijzing gereed. Aan een inhoudelijke beoordeling van hetgeen KHN aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, wordt dus niet toegekomen.
3.5.
KHN zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt KHN om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
4.3.
bepaalt dat KHN bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
4.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.
mw