ECLI:NL:RBDHA:2021:10213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 21 februari 2021 werd genomen, gaf eiser een vertrektermijn van vier weken op basis van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 21 juli 2021, waar ook andere zaken werden behandeld, heeft eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de verweerder in de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het beroep het gevolg was van een inwilligend besluit van 25 mei 2021, waarbij eiser rechtmatig verblijf heeft verkregen. Echter, het bestreden besluit is niet ingetrokken of gewijzigd door de verweerder, wat betekent dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb.

Daarom concludeert de rechtbank dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de gemaakte proceskosten. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M van Breda).

Procesverloop

Bij afzonderlijk besluit van 21 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van vier weken op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van AWB 20/7438 en AWB 20/9615, plaatsgevonden op 21 juli 2021 te Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft eiser het beroep ingetrokken met verzoek tot veroordeling van verweerder in de kosten van dat beroep.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank – bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 van die wet – een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is geen sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit neemt op andere gronden dan door de indiener aangevoerd of vanwege gewijzigde omstandigheden.
3. De intrekking van het beroep is het gevolg van een inwilligend besluit van 25 mei 2021, waarmee eiser rechtmatig verblijf heeft verkregen. Verweerder heeft het bestreden besluit niet ingetrokken of gewijzigd. Van tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a van de Awb is dan ook geen sprake. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, op en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.zie onder meer de uitspraken van 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:676 en van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084.