Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 21 februari 2021 werd genomen, gaf eiser een vertrektermijn van vier weken op basis van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 21 juli 2021, waar ook andere zaken werden behandeld, heeft eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de verweerder in de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het beroep het gevolg was van een inwilligend besluit van 25 mei 2021, waarbij eiser rechtmatig verblijf heeft verkregen. Echter, het bestreden besluit is niet ingetrokken of gewijzigd door de verweerder, wat betekent dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb.
Daarom concludeert de rechtbank dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van de gemaakte proceskosten. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.