ECLI:NL:RBDHA:2021:10272
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar inzake inzage persoonsgegevens onder de AVG
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Brouwer, beroep ingesteld tegen de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door A. Beijer, wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar om inzage in haar persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiseres had op 31 december 2020 beroep ingesteld, nadat verweerder in gebreke was gebleven om tijdig op haar bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en de zitting vond plaats op 1 juli 2021 via een Skypeverbinding.
De rechtbank oordeelt dat de wettelijke beslistermijn op 28 januari 2020 is verstreken en dat verweerder niet tijdig heeft beslist. Eiseres heeft herhaaldelijk contact gezocht met verweerder, maar zonder resultaat. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat verweerder een dwangsom van € 1.442,- verschuldigd is voor het niet tijdig beslissen. Daarnaast heeft de rechtbank de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar te nemen. De rechtbank wijst de verzoeken van eiseres om schadevergoeding af, omdat de onrechtmatigheid van het besluit van 24 september 2019 nog niet is vastgesteld. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 267,-.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan op 22 september 2021, waarbij de rechter mr. R.H. Smits en griffier mr. H.A. Abdolbaghai aanwezig waren. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.