ECLI:NL:RBDHA:2021:10649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
NL21.8923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Senegalese nationaliteit bezittende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-overeenkomst. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij in Italië geen opvang kan krijgen en vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat er in zijn specifieke geval geen vertrouwen kan worden gesteld in de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die bevestigen dat Italië in staat is om asielzoekers adequaat op te vangen. De rechtbank concludeert dat de door eiser ingebrachte rapporten en artikelen niet voldoende zijn om aan te tonen dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8923

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Senegalese nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 17 maart 2021 zijn asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder die aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. [1] In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser had geen opvang en verbleef op straat. Eiser vreest bij overdracht aan Italië dezelfde behandeling. Als Dublinclaimant heeft hij geen toegang tot de opvang in Italië. Hij wijst ter onderbouwing hiervan op de volgende documenten:
- AIDA-rapporten van 27 mei 2020 en juni 2021;
- Artikel van HRW van 31 januari 2020;
- Rapport van USDOS van 11 maart 2020;
- Rapport van HRW van 14 januari 2020;
- Artikel van Euronews van 22 augustus 2019;
- Artikel van Public Radio International van 31 juli 2019;
- Rapport van USDOS van 20 juni 2019;
- Artikel “Warehousing Asylum Seekers: Salvini’s Attempt to Dismantle the
Italian Reception System” van 25 april 2019.
Eiser stelt dat uit de aangevoerde rapporten en artikelen volgt dat er sprake is van dusdanige ernstige tekortkomingen ten aanzien van de Italiaanse asielprocedure dat Italië haar internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval hiervan niet kan worden uitgegaan. Eiser is daarin niet geslaagd.
4. Op 15 april 2021 heeft het EHRM [2] de beslissing in de zaak M.T. tegen Nederland [3] bekendgemaakt. Op 18 mei 2021 is een gerectificeerde versie van deze beslissing verschenen, die dezelfde inhoudelijke strekking heeft. Uit deze uitspraak volgt dat ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet op de aanzienlijke verbeteringen in het opvangsysteem voor asielzoekers in Italië sinds oktober 2020, zowel wat betreft de toegang als de geboden voorzieningen, brengt een overdracht aan Italië geen reëel en voorzienbaar risico op een met een artikel 3 van het EVRM [4] strijdige behandeling met zich mee.
5. De door eiser aangehaalde artikelen en rapporten leiden niet tot een andere conclusie. De rapporten, op de AIDA-update van juni 2021 na, dateren allen van voor de uitspraak van het EHRM waaruit blijkt dat ten aanzien van Italië uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat er verder ingevolge die hiervoor genoemde update een risico bestaat dat Dublinterugkeerders bij terugkeer tijdelijk geen opvang zullen krijgen of dat ze tijdelijk in een CAS-centrum opgevangen worden, is onvoldoende om aan te nemen dat Dublinclaimanten niet volgens de internationale vereisten worden opgevangen. Deze informatie blijkt ook uit eerder door het EHRM en door de Afdeling [5] beoordeelde informatie, zoals het AIDA-rapport, update 2019, en is door deze instanties niet aangemerkt als een structureel gebrek. [6] Hieruit blijkt dan ook niet dat eiser geen opvang zal krijgen bij zijn terugkeer naar Italië.
6. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit eisers persoonlijke relaas niet volgt dat hij in Italië het slachtoffer is geworden van een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest. [7] Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat Italiaanse autoriteiten met het claimakkoord garanderen dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen, met inachtneming van communautaire en verdragsrechtelijke verplichtingen. De verwijzing naar het rapport van HRW van 14 januari 2020, waaruit blijkt dat het aantal inwilligingen van asielaanvragen is gedaald, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft immers niet toegelicht hoe de inhoud van dit rapport zich verhoudt tot zijn eigen situatie. Het ligt op de weg van eiser om in Italië te klagen bij de (hogere) autoriteiten, mochten de Italiaanse autoriteiten tekortschieten in de naleving van genoemde verplichtingen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3.ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
6.Onder andere het arrest M.T. tegen Nederland van het EHRM en de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2449
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.