In deze zaak heeft eiser, die als kind slachtoffer is geworden van seksueel misbruik, civiele vorderingen ingesteld tegen de Staat der Nederlanden. Eiser vorderde dat de Staat strafrechtelijk onderzoek zou verrichten naar door hem aangedragen gevallen van kindermisbruik. De rechtbank heeft op 6 oktober 2021 geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van eiser, omdat de beklagprocedure van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering de juiste rechtsgang is voor het aanvechten van beslissingen van het Openbaar Ministerie (OM) om niet tot vervolging over te gaan. Eiser had in het verleden herhaaldelijk verzoeken gedaan aan het OM om onderzoek te doen naar kindermisbruik, maar deze verzoeken waren niet gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de Staat niet onrechtmatig handelt door de vermeende strafbare feiten niet te onderzoeken, en dat eiser zijn vorderingen via de beklagprocedure moet indienen. De rechtbank heeft eiser ook veroordeeld in de proceskosten.