ECLI:NL:RBDHA:2021:10852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.19885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na toekenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres, geboren in 1982 en van Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend die op 21 oktober 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Eiseres heeft echter beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij meende dat er correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor waren ingediend die niet waren meegenomen in de besluitvorming.

Tijdens de zitting op 21 juli 2021 is eiseres, ondanks een voorafgaand bericht van afwezigheid, niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de vraag beantwoord of eiseres nog procesbelang had, nu haar aanvraag al was ingewilligd. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had, omdat de omissie in het bestreden besluit geen feitelijke betekenis had voor haar situatie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van het beroep. De uitspraak is gedaan door rechter mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Petersen, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19885

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

ProcesverloopBij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure ingewilligd.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorgaand bericht van afwezigheid, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1982 en heeft de Syrische nationaliteit.
1.2
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het bestreden besluit ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
1.3
In het bestreden besluit is onder meer opgenomen:
“Er zijn geen correctie[s] en aanvullingen ingediend ten aanzien van het aanmeldgehoor. Tevens zijn er ook geen correcties en aanvullingen ingediend ten aanzien van het eerste en nader gehoor.”
1.4
Eiseres heeft verweerder bij fax van 13 november 2020 verzocht om het bestreden besluit te wijzigen in de zin dat vermeld wordt dat de correcties en aanvullingen van 17 augustus 2020 zijn ingediend en eiseres hierover te berichten. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat zij bij het uitblijven van een reactie beroep in zal stellen tegen het bestreden besluit.
1.5
Verweerder heeft geen reactie gegeven op deze fax van eiseres. Eiseres heeft vervolgens op 17 november 2020 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
2.1
De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij het voeren van onderhavige procedure, nu verweerder aan eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend en zij dus rechtmatig verblijf heeft. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daarover het volgende.
2.2
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. [1] Ter zitting heeft verweerder erkend dat het ontbreken van de vermelding dat de correcties en aanvullingen van 17 augustus 2020 zijn ingediend een omissie betreft, maar dat de inhoud door de beslismedewerker is gezien en ook is betrokken in de besluitvorming. De rechtbank is het met verweerder eens dat niet valt in te zien dat een correctie van het bestreden besluit op dit punt feitelijke betekenis heeft voor eiseres. Eiseres heeft hierover ook geen onderbouwd standpunt ingenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook geen procesbelang bij de beoordeling van haar beroep en dient het beroep niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Conclusie
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:615).