ECLI:NL:RBDHA:2021:10852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na toekenning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres, geboren in 1982 en van Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend die op 21 oktober 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Eiseres heeft echter beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij meende dat er correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor waren ingediend die niet waren meegenomen in de besluitvorming.
Tijdens de zitting op 21 juli 2021 is eiseres, ondanks een voorafgaand bericht van afwezigheid, niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de vraag beantwoord of eiseres nog procesbelang had, nu haar aanvraag al was ingewilligd. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had, omdat de omissie in het bestreden besluit geen feitelijke betekenis had voor haar situatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van het beroep. De uitspraak is gedaan door rechter mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Petersen, en is openbaar gemaakt. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.