Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2021 in de zaken tussen
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3], te [woonplaats] , verzoekers 1
[verzoekers sub 2] en 18 anderen, te [woonplaats] , verzoekers 2;
Rechtbank Den Haag
Op 6 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van verzoeken om voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor het kappen van 158 bomen en het verplanten van 15 bomen aan de Mient, in het kader van een herinrichtingsproject. Verzoekers, bestaande uit omwonenden, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak wordt uiteengezet dat de gemeente de vergunning heeft verleend op basis van de noodzaak tot rioolvervanging, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het creëren van extra parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belangen van de herinrichting zwaarder wegen dan de bezwaren van de verzoekers. De verzoekers voerden aan dat de bomen een belangrijke belevingswaarde hebben en dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gemeente voldoende heeft onderbouwd dat de kap van de bomen noodzakelijk is voor de uitvoering van het project. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de noodzaak voor het kappen van de bomen in het kader van de herinrichting en de vervanging van het riool is aangetoond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 oktober 2021, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.