ECLI:NL:RBDHA:2021:11102
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven en de noodzaak van medische informatie voor hogere uitkering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021, hebben eisers, bestaande uit vier personen, beroep ingesteld tegen de besluiten van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. De eisers, die slachtoffer en getuige waren van stelselmatig huiselijk geweld door hun vader, hadden een aanvraag ingediend voor een hogere uitkering dan de toegekende € 5.000,- per eiser, omdat zij van mening waren dat hun situatie hen recht gaf op een uitkering van € 10.000,- (letselcategorie 4). De Commissie had echter aangegeven dat voor een hogere uitkering medische informatie noodzakelijk was, wat de eisers niet hadden overgelegd.
De rechtbank overwoog dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat zij in aanmerking kwamen voor een hogere letselcategorie. De rechtbank benadrukte dat voor een uitkering uit letselcategorie 4 medische informatie vereist is, zoals een diagnose van een bevoegde hulpverlener. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eisers over hun psychische toestand en het niet kunnen werken of studeren niet voldoende waren om aan te tonen dat zij onder letselcategorie 4 vielen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven terecht had besloten om de eisers in letselcategorie 3 te plaatsen.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. G.A. Verhoeven. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de eisers binnen zes weken na de uitspraak in beroep konden gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens waren met de uitspraak.