ECLI:NL:RBDHA:2021:11136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.11824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering en problemen bij terugkeer naar Iran

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de bekering van de eiser tot het christendom ongeloofwaardig werd geacht. Eiser heeft verklaard dat hij is bekeerd en dat hij Iran heeft verlaten na een inval tijdens een kerkdienst. Hij heeft documenten overgelegd waaruit zou blijken dat hij vervolgd wordt vanwege zijn bekering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de motieven voor de bekering, de kennis van het nieuwe geloof en de praktische invulling hiervan. Eiser heeft volgens de rechtbank onvoldoende inzicht gegeven in zijn motieven en heeft vaag en summier verklaard over zijn geloofsactiviteiten.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran problemen zal ondervinden vanwege zijn tatoeages. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bekering van eiser niet geloofwaardig is en dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11824

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 14 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2021 op zitting behandeld tezamen met het beroep van M. Fakhar NL21.11825. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Markarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1968 en heeft de Iraanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bekeerd is tot het christendom. Hij heeft Iran verlaten, omdat hij aanwezig is geweest bij een kerkdienst waar een inval plaatsvond. Hij is gevlucht van de kerkdienst en dezelfde dag nog met zijn zoon vertrokken uit Iran. Na aankomst in Nederland heeft eiser van zijn vader vernomen dat de autoriteiten twee oproepbrieven en een vonnis hebben overgedragen waarin staat dat eiser vervolgd wordt voor bekering en belediging van religie. Deze documenten heeft eiser bij het nader gehoor overgelegd. Als straf zou hij zweepslagen krijgen en gedetineerd worden. Hij kan daarom niet terugkeren naar Iran.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Bekering tot het christendom;
3. Problemen door de bekering.
Verweerder vindt het eerste relevante element geloofwaardig, maar het tweede en derde relevante element niet. Eiser heeft volgens verweerder wisselend, vaag en summier verklaard over zijn motieven voor zijn bekering, zijn interesse in en zijn kennis van het christendom en over de vraag waarom de activiteiten belangrijk voor hem zijn. Verder heeft eiser vaag verklaard over zijn motief om te evangeliseren. Nu eisers bekering ongeloofwaardig wordt geacht doet dat afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen door zijn bekering. Bovendien heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de overgelegde oproep van de politie. Ook heeft hij vaag en summier over de huiskerk verklaard en over de vraag of zijn zoon gevaar loopt. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn bekering ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft overtuigend over zijn motieven, activiteiten en kennis verklaard. Hij heeft verschillende keren gezegd dat hij moeite heeft met het formuleren van zijn gedachten. Volgens de werkinstructie (WI) 2019/18 hoeft een gebrekkige verklaring niet tot een negatief oordeel te leiden. Daarnaast had verweerder aanvullend moeten horen, nu verweerder op verschillende punten in het nader gehoor niet heeft doorgevraagd. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat eiser de oproepen van de politie en het vonnis pas bij het nader gehoor heeft overlegd. Verweerder heeft deze documenten ook ten onrechte niet authentiek bevonden, voordat het resultaat van het documentenonderzoek bekend was. Verder handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel door de tatoeages van eisers zoon wel aan te nemen maar die van eiser niet. Bij terugkeer naar Iran zullen eiser en zijn zoon alleen al door de illegale uitreis worden aangehouden en zullen hun tatoeages aan het licht komen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bekering
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde afvalligheid en bekering gebaseerd heeft op WI 2019/18
Bekeerlingen. Uit WI 2019/18 volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering drie elementen betrekt, te weten: de motieven voor en het proces van bekering, de kennis van het nieuwe geloof en de praktische invulling hiervan. Alle drie de elementen worden betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering. De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventueel eerdere procedures. Volgens WI 2019/18 ligt het zwaartepunt bij de motieven voor en het proces van bekering.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over zijn bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser zijn motieven om te bekeren niet inzichtelijk heeft gemaakt. De stelling van eiser dat verweerder aanvullend had moeten horen slaagt niet. Ook hier geldt dat het aan eiser is om zijn asielrelaas inzichtelijk te maken. Hij heeft bovendien hiertoe tevens de gelegenheid met de correcties en aanvullingen en zienswijze. Het betoog dat verweerder door in sommige zaken wel aanvullend te horen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur handelt, slaagt evenmin. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom in zijn geval sprake is van strijd met het verbod op willekeur of het gelijkheidsbeginsel. Eiser betoogt verder dat verweerder ten aanzien van zijn verklaringen over zijn motieven en activiteiten in strijd met de WI 2019/18 handelt. Daaruit volgt dat een gebrekkige verklaring niet mag leiden tot een negatief oordeel. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd op grond van welke omstandigheden eiser niet goed zou hebben kunnen verklaren en heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij zich goed voelde.
4.2.
De stelling dat eiser de vragen niet goed genoeg zou hebben begrepen, heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de effecten van zijn bekering. Eiser heeft verklaard dat het christendom hem rustiger maakt en zijn gedrag naar zijn zoon heeft veranderd. [1] Gevraagd naar wat er is veranderd aan zijn gedrag heeft eiser geantwoord dat het beter is geworden. [2] Op de vraag waarom de veranderingen in zijn persoon komen door het christendom zegt eiser dat in het christendom alleen maar wordt gepraat over liefde en dat je daarom rust en liefde krijgt in je beslissingen. [3] Ook heeft eiser verklaard dat het christendom hem innerlijke rust geeft omdat hij veel stress ervaarde vanuit de Iraanse maatschappij, omdat hij zijn islamitische verplichtingen niet nakwam. Niet valt in te zien waarom eiser door het christendom innerlijke rust ervaart, terwijl het in Iran strafbaar is gesteld. De stelling dat hij geen last meer heeft van de stress omdat hij door zijn bekering de Islam helemaal opzij heeft gelegd, biedt daarover geen duidelijkheid. Dat verweerder eiser op dit punt aanvullend had moeten horen volgt de rechtbank niet, nu eiser zelf zijn asielrelaas naar voren dient te brengen en daartoe in de gelegenheid is gesteld.
4.3.
Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers kennis over het christendom slechts op algemeenheden ziet. Zo weet eiser niet wat er met Pasen en Pinksteren gevierd wordt. Dat deze feestdagen voor hem niet relevant zijn, is bovendien tegenstrijdig met wat in het nader gehoor heeft verklaard: dat de feestdagen voor hem belangrijk zijn om te vieren. [4] Daarbij raakt het verhaal van Pasen aan de kern van het christelijke geloof. Ook heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom hij zijn christelijke activiteiten belangrijk vindt. Dat hij het moeilijk vindt om zijn gedachten te formuleren, doet daar niet aan af. Niet is gebleken dat eiser tijdens het gehoor moeite had om te antwoorden door de stress of spanning.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de bekering van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Problemen door bekering
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de problemen door de bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen vinden. Nu niet wordt geloofd dat eiser bekeerd is, doet dat afbreuk aan de gestelde problemen die daaruit zouden voortvloeien. Met de overgelegde oproepen en het vonnis heeft eiser zijn problemen evenmin aannemelijk gemaakt. Uit documentonderzoek blijkt dat de dagvaardingen en de uitspraak ‘mogelijk niet echt’ zijn. Daar komt bij dat eisers verklaringen niet overeenkomen met de inhoud van de documenten. Van eiser mag verwacht worden dat hij ook na een lange wachtduur in Nederland weet wanneer de inval bij de huiskerk plaatsvond, aangezien dat de reden was voor zijn vlucht. Verder staat in het Algemeen Ambtsbericht [5] dat het vonnis zelf niet door de revolutionaire rechtbank aan familieleden wordt verstrekt. Volgens de Danish Refugee Council en de Danish Immigration Service kan de revolutionaire rechtbank berichten over een vonnis aan familieleden van de verdachte als deze zich in het buitenland bevindt. Dat familieleden in sommige gevallen een kopie kunnen verkrijgen zoals eiser stelt, blijkt hier niet uit. Bovendien volgt uit landenformatie dat juridische documenten relatief eenvoudig kunnen worden vervalst en dat er in Iraanse asielzaken veel documentfraude voorkomt. [6]
5.1.
Voorts doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn relaas dat eiser de locatie van de huiskerk niet weet te concretiseren. Van eiser mag worden verwacht dat hij het adres van de huiskerk weet te specificeren ook al heeft hij lang op zijn gehoor moeten wachten. Hij heeft het adres immers aan zijn zoon doorgegeven en als hij navigatie heeft gebruikt, heeft hij het adres wel moeten invoeren. Verwacht mag worden dat hij meer kan vertellen over de plek waar de inval plaatsvond, nu dit de reden was voor zijn vlucht.
Tatoeages en problemen bij terugkeer
6. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn tatoeages bij terugkeer naar Iran problemen zal ondervinden. Nu de gestelde bekering van eiser niet wordt geloofd en de tatoeages op zijn arm staan, mag van eiser verwacht worden dat hij zijn tatoeages bij terugkeer naar Iran bedekt. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer zal worden aangehouden en lichamelijk zal worden onderzocht. De enkele stelling daartoe is onvoldoende. Bovendien mag van eiser verwacht worden dat hij een uitleg heeft over de betekenis van zijn tatoeages, nu niet wordt geloofd dat hij bekeerd is tot het christendom. Het hebben van tatoeages in Iran is niet strafbaar.
6.1.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij problemen heeft met de Iraanse autoriteiten vanwege openstaande cheques. Hij heeft al eens vastgezeten vanwege een niet betaalde cheque, waardoor hij een strafblad heeft en hem een uitreisverbod is opgelegd. Hij zal door zijn strafblad en uitreisverbod worden aangehouden en zal dan ook zijn tatoeages moeten laten zien. De gemachtigde van eiser verzoekt om aanhouding van de zaak totdat de bewijsstukken van het strafblad, het uitreisverbod en de niet betaalde cheques zijn overgekomen uit Iran.
6.2.
Anders dan eiser betoogt ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser eerder alleen heeft verklaard één niet betaalde cheque te hebben uitgeschreven en daarvoor 1 a 2 dagen te hebben vastgezeten totdat zijn broer had betaald en hij vrij kwam. Eiser heeft niet eerder over nog andere openstaande cheques en een uitreisverbod verklaard, maar is daar pas ter zitting mee gekomen. Hij heeft geen stukken ter onderbouwing van zijn verklaringen overgelegd. Hij stelt dat hij de bewijsstukken kan opvragen bij zijn advocaat in Iran, maar het is onduidelijk of dat inderdaad mogelijk is en hoe lang dat zal gaan duren. Bovendien komt zijn verklaring ter zitting over de straf die hij al heeft uitgezeten, niet overeen met hetgeen hij over die straf in het nader gehoor heeft verklaard. Ter zitting heeft eiser verteld dat hij een of twee maanden vastzat, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij een tot twee dagen heeft vastgezeten. [7] Verder volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat ook als eiser zou worden aangehouden van hem verwacht mag worden dat hij zijn tatoeages bedekt houdt dan wel dat hij een verklaring heeft ten aanzien van zijn tatoeages, nu zijn bekering niet wordt geloofd.
6.3.
Voorts heeft eiser ter zitting een beroep gedaan op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [8] De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze zaak niet vergelijkbaar is met de zaak van eiser. In die zaak had de persoon een strafblad vanwege dienstplichtontduiking en was hij door de Iraanse autoriteiten al aan de tand gevoeld over zijn geloof en zijn betrokkenheid bij huiskerken. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een strafblad heeft in Iran en niet is gebleken dat hij eerder in de aanraking met de Iraanse autoriteiten is gekomen in verband met het bezoeken van huiskerken. Het beroep op voornoemde zaak slaagt dan ook niet.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.P. 21 verslag van nader gehoor.
2.P. 21 verslag van nader gehoor.
3.P. 24 verslag van nader gehoor.
4.P. 24 verslag van nader gehoor.
5.Algemeen Ambtsbericht Iran van 22 februari 2021, P. 112.
6.Algemeen Ambtsbericht Iran van 22 februari 2021, P. 25.
7.P.4 verslag van nader gehoor.
8.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 17 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6291.