ECLI:NL:RBDHA:2021:11258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor Eritrese asielzoekers
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. Eisers, een Eritrees gezin, hebben een aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen omdat er na de geboorte van de eiser geen asielaanvraag is ingediend, en dat de asielaanvragen van de eiseres vóór de geboorte van de eiser zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het recht op familie- of privéleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de Afsluitingsregeling geen onrechtmatig onderscheid maakt en dat de voorwaarden die aan deze regeling zijn verbonden redelijk zijn. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.