ECLI:NL:RBDHA:2021:11258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/9394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor Eritrese asielzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. Eisers, een Eritrees gezin, hebben een aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen omdat er na de geboorte van de eiser geen asielaanvraag is ingediend, en dat de asielaanvragen van de eiseres vóór de geboorte van de eiser zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het recht op familie- of privéleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de Afsluitingsregeling geen onrechtmatig onderscheid maakt en dat de voorwaarden die aan deze regeling zijn verbonden redelijk zijn. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer 1] ,

mede namens zijn moeder:
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 2] ,
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.E.M. Later),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

In het besluit van 11 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling langdurige verblijvende kinderen (de Afsluitingsregeling) afgewezen.
In het besluit van 14 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2014. Eisers stellen de Eritrese nationaliteit te hebben. Zij hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat na de geboorte van eiser namens hem geen asielaanvraag is ingediend. De asielaanvragen van eiseres zijn van vóór zijn geboorte. Eisers voldoen daarom niet aan de voorwaarden. Volgens verweerder is de afwijzing niet in strijd met het recht op familie- of privéleven.

Wat zijn de regels?

3. De regels over de Afsluitingsregeling heeft verweerder uiteengezet in paragraaf B9/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Wat vinden eisers en verweerder in beroep?
4. Eisers voeren aan dat zij familieleven hebben op grond van artikel 8 van het EVRM [1] en de aanvraag daarom ten onrechte is afgewezen. Eiseres heeft drie jaar een relatie gehad met de vader van eiser en eiser wordt elke week door zijn vader bezocht. Dit bezoek maakt dat er sprake is van een omgangsregeling. Ook draagt zijn vader financieel bij aan de opvoeding. Voor zover verweerder twijfelt aan de familieband tussen eiser en zijn vader had verweerder een DNA-onderzoek moeten starten. Ook hebben eisers familieleven met de jongste zoon van eiseres die binnenkort Nederlander wordt. Daarnaast zal eiseres na de naturalisatie van haar jongste zoon rechtmatig verblijf hebben op grond van artikel 20 van het VWEU [2] . Ten aanzien van het privéleven voert eiser aan dat hij nooit in Eritrea is geweest en hij altijd al in Nederland heeft gewoond. Verder stelt verweerder onterecht dat het beleid begunstigend is, nu het ten koste gaat van situaties zoals die van eisers. Het belang van het kind vereist dat niet mag worden tegengeworpen dat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend. Bovendien heeft eiser zijn hele leven gewoond in de gezinslocatie te Katwijk en wordt hij anders behandeld dan zijn leeftijdsgenoten. Dit is in strijd met het IVRK. [3]
5. Verweerder heeft (ter zitting) gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt allereerst dat de aangevoerde asielgerelateerde omstandigheden niet in deze procedure kunnen worden betrokken. De nationaliteit van eisers is dan ook geen onderwerp van geschil in deze procedure. Eisers kunnen dit standpunt in een eventuele herhaalde asielaanvraag naar voren brengen. Ook het eerder opgelegde inreisverbod en de bekendmaking daarvan maken geen onderdeel uit van deze procedure. De rechtbank zal de gronden die zich hiertegen richten daarom evenmin behandelen.
7.1.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de Afsluitingsregeling begunstigend beleid is en geen onrechtmatig onderscheid maakt. De Afsluitingsregeling is beleid waartoe verweerder niet op grond van enige internationale of wettelijke verplichting gehouden was om in te stellen. Bij het stellen van voorwaarden aan dat begunstigend beleid kan verweerder bepalen welke groepen van personen onder de Afsluitingsregeling vallen en welke toelatingseisen daarop van toepassing zijn. De hoogste bestuursrechter [4] heeft over eerder begunstigend beleid van verweerder geoordeeld dat dat beleid redelijk is. [5] Nu dit eerdere beleid in zeer grote mate overeenkomt met de huidige Afsluitingsregeling, kan deze lijn naar het oordeel van de rechtbank worden doorgetrokken in deze zaak. De voorwaarde van het hebben ingediend van een asielaanvraag, acht de rechtbank daarom niet onredelijk of strijdig met discriminatieverboden [6] . Dat eisers niet voldoen aan dit beleid, betekent niet dat het beleid onredelijk of onrechtvaardig is. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afwijzen. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend en eisers voldoen daarom niet aan voorwaarde b van de Afsluitingsregeling.
8.
8.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de afwijzing van verweerder niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
8.2.
Verweerder heeft terecht geen familieleven aangenomen tussen eisers en de vader van eiser. In de hoorzitting heeft eiseres verklaard dat er een slechte relatie is tussen haar en de vader van eiser. Verder heeft hij eiser niet erkend, draagt niet bij aan de ontwikkeling en zorg en heeft hij geen ouderlijk gezag. De financiële bijdrage is niet met stukken onderbouwd en ook is niet aangetoond dat hij de biologische vader is van eiser. Gelet hierop is niet aannemelijk gemaakt dat er familieleven bestaat tussen eiser en zijn gestelde vader, of tussen de vader van eiser en eiseres. De brief van een medewerker van het COA [7] is onvoldoende om daadwerkelijk vast te stellen dat hij wekelijks eiser bezoekt. [8] Bovendien is het niet aan verweerder om onderzoek te doen naar de familierelatie, maar aan eisers om (met stukken) de familierelatie aannemelijk te maken. Het is dus aan eisers om, indien nodig, een DNA-onderzoek uit te (laten) voeren. Omdat geen familierelatie wordt aangenomen, heeft verweerder terecht geen belangenafweging gemaakt.
8.3.
Ten aanzien van de jongste zoon van eiseres, de broer van eiser, heeft verweerder eveneens terecht geen familierelatie aangenomen en om die reden ook terecht geen belangenafweging gemaakt. Niet is gebleken dat zijn vader hem heeft erkend. Een lopende vaderschapsprocedure of DNA-onderzoek is hiervoor onvoldoende. De grond dat eisers op basis van dit aankomende Nederlanderschap verblijf kunnen krijgen, slaagt dan ook niet. Ook de stelling dat artikel 20 van het EVRM van toepassing is, kan om dezelfde reden niet slagen. [9]
8.4.
De belangenafweging van verweerder in het kader van het privéleven van eisers, hebben eisers niet gemotiveerd bestreden. De omstandigheden dat eiser in Nederland is geboren en eiseres sinds 2010 in Nederland is, heeft verweerder gemotiveerd betrokken in zijn besluitvorming en die motivering acht de rechtbank niet onredelijk.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
2.Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
3.Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3867.
6.Artikel 14 van het EVRM en 2 van het IVRK.
7.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
8.De brief vermeldt alleen maar dat hij ‘regelmatig’ eiser bezoekt.
9.Of: Voor zover eiseres stelt dat artikel 20 van het EVRM op haar van toepassing is, dient zij hiervoor een aanvraag in te dienen.