ECLI:NL:RBDHA:2021:11308
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van LHBTI-eiseres door de rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een LHBTI-vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag op 9 juni 2021 afgewezen, met de motivering dat deze kennelijk ongegrond was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht. De rechtbank benadrukte dat het aan de staatssecretaris is om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te beoordelen, en dat de rechtbank vervolgens moet toetsen of deze beoordeling zorgvuldig en goed gemotiveerd is. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de culturele aspecten van de zaak en de persoon van eiseres. Eiseres had onvoldoende inzicht gegeven in haar ervaringen en gevoelens, en haar verklaringen waren summier en oppervlakkig. De rechtbank vond dat eiseres niet had aangetoond dat zij door cultuurverschillen verkeerd was begrepen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. R.S.H.M. Hussien. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.