Overwegingen
1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2004. Hij heeft op 12 september 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 15 februari 2020 een asielaanvraag heeft ingediend in Roemenië. Op 1 oktober 2020 heeft verweerder informatie over eisers persoonlijke gegevens en verblijfstatus opgevraagd bij de Roemeense autoriteiten.Zij hebben op 21 oktober 2020 op dit informatieverzoek gereageerd en verklaard dat eiser staat geregistreerd met de geboortedatum [datum] 1998 en dat aan hem internationale bescherming is verleend op 20 maart 2020.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel om drie redenen.
Ten eerste omdat de leeftijdsregistratie in Roemenië onjuist is. Eiser heeft namelijk een uittreksel bevolkingsregister en een familieboekje overgelegd waaruit blijkt dat hij minderjarig is. Ten tweede omdat er sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Hij is in Roemenië slachtoffer geworden van onmenselijke en vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Handvestdan wel artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft verklaard dat hij in een gesloten kamp zat en werd mishandeld. Ter onderbouwing van zijn verklaringen heeft hij in de zienswijze verwezen naar het ‘Country Report: Romania’ van de Asylum Information Database 2019 update van 29 april 2020 (AIDA-rapport). Ook is er een rapport van Border Violence Monitoring Network overgelegd. In beroep heeft eiser foto’s overgelegd van zijn tijd in Roemenië en een artikel van ‘OneWorld’. Ten derde omdat eiser als minderjarige in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen als bedoeld in het Ibrahim arrest.
Tot slot vreest eiser dat hij bij terugkeer naar Roemenië geen verblijfsplaats zal hebben en geen inkomstenbron waardoor zijn menselijke waardigheidwordt geschonden.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat terecht van de meerderjarigheid van eiser is uitgegaan. Uit het onderzoek van Bureau documenten blijkt dat het familieboekje met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat het individueel uittreksel bevolkingsregister met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Verder blijkt dat de legalisatie van het ‘Ministry of Foreign Affairs’ vals is. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij slachtoffer is geworden van onmenselijke en vernederende behandeling heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar het voornemen. Eiser heeft volgens verweerder geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het nakomen van verdragsverplichtingen door Roemenië. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de foto’s onvoldoende duidelijkheid verschaffen, omdat niet blijkt waar de foto’s zijn gemaakt en of eiser zich daar bevonden heeft. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat vanwege zijn gestelde bijzondere individuele omstandigheden van hem niet verlangd mag worden dat hij terugkeert naar Roemenië.
5. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank over de uitkomsten van het onderzoek van het Bureau Documenten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Leeftijdsregistratie Roemenië
6. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat informatie uit een andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling daar als meerderjarig staat geregistreerd, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland als meerderjarig aan te merken. Eiser heeft over de wijze van registratie in Roemenië verklaard dat Roemenië is uitgegaan van zijn eigen verklaring dat hij meerderjarig was.Eiser heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom dit dan toch tot gevolg zou hebben dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan omdat de registratie fout zou zijn.
7. Eiser heeft ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de registratie niet correct is omdat hij minderjarig zou zijn. Eiser heeft een familieboekje en een uittreksel uit het bevolkingsregister overgelegd waarin de geboortedatum [datum] 2004 staat vermeld. Uit het door Bureau Documenten uitgevoerde onderzoeknaar deze documenten is echter gebleken dat het familieboekje met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat het individueel uittreksel bevolkingsregister met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Verder blijkt dat de legalisatie van het Ministry of Foreign Affairs vals is. Onderzoeksrapportage van Bureau Documenten kan worden aangemerkt als deskundigenadvies. Verweerder mag dit advies ten grondslag leggen aan zijn besluitvorming mits hij zich ervan heeft vergewist dat het advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig is en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent. Eiser heeft niets tegen het advies ingebracht. Verweerder kan daarom worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser als meerderjarige moet worden beschouwd. Verweerder heeft terecht geen leeftijdsonderzoek aangeboden.
8. Uitgaande van de meerderjarigheid van eiser, volgt uit vaste rechtspraakvan de Afdeling dat alleen al omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet, is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit. Dit betekent dat eiser een zodanige band heeft met Roemenië dat het voor hem redelijk zou zijn om terug naar Roemenië te gaan.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. In een recente uitspraak van de Afdeling is (nogmaals) bevestigd dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Roemenië zijn internationale verplichtingen naleeft.Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat zich in zijn geval feiten en omstandigheden voordoen op grond waarvan verweerder niet langer aan dat uitgangspunt mag vasthouden. Hier is eiser niet in geslaagd. Het overgelegde artikel ‘'Games van Geweld' op de Balkanroute’ gaat over structureel geweld tegen vluchtelingen door grensbewaking. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit artikel voor hem als statushouder relevant is. Uit het AIDA-rapport blijkt dat de leefsituatie van statushouders in Roemenië – in vergelijking met statushouders in Nederland – niet optimaal is, maar dat dit onvoldoende is voor het aannemen dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser als statushouder om zijn daaruit voortvloeiende rechten in Roemenië te effectueren. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij (voldoende) inspanning heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. Eiser dient zich bij voorkomende problemen tot de (hogere) Roemeense autoriteiten te wenden. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk dan wel bij voorbaat zinloos zou zijn.
10. De overgelegde foto’s kunnen ook niet tot de conclusie leiden dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet naleeft en dat bij statushouders sprake is van een onmenselijke en vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Deze foto’s onderbouwen niet de stelling van eiser dat hij in een gesloten kamp zat en werd mishandeld. Uit de foto’s blijkt niet waar en wanneer ze zijn gemaakt. Overigens geven de foto’s ook geen nadere duiding aan de stelling van eiser. Verder geldt ook hier dat eiser zich bij eventuele problemen en klachten over de wijze van opvang dient te wenden tot de (hogere) Roemeense autoriteiten. Uit de verklaringen van eiser kan niet worden afgeleid dat hij dat heeft gedaan.
11. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat uit de gestelde minderjarigheid zou moeten volgen dat hij extra kwetsbaar zou zijn. Gelet op het feit dat verweerder terecht niet is uitgegaan van de minderjarigheid van eiser, behoeft het beroep op het Ibrahim arrest geen verdere bespreking. Naast de minderjarigheid zijn er geen andere individuele feiten en omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan eiser moet worden beschouwd als bijzonder kwetsbare statushouder.
12. Eiser heeft zijn stelling dat hij bij terugkeer in Roemenië op straat komt te leven en geen inkomstenbron zal hebben niet nader onderbouwd. Uit het AIDA-rapportvolgt dat personen die internationale bescherming hebben ontvangen, in beginsel recht hebben op een sociale huurwoning en toegang tot de arbeidsmarkt.
13. Gezien het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.