ECLI:NL:RBDHA:2021:1155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
NL20.20490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland niet-ontvankelijk verklaard zag. De eiser had op 12 september 2020 een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac bleek dat hij eerder op 15 februari 2020 een aanvraag in Roemenië had ingediend. De Roemeense autoriteiten registreerden hem als meerderjarig, wat door de rechtbank werd bevestigd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de registratie in Roemenië onjuist was en dat hij niet kon terugkeren naar Roemenië. De rechtbank weegt zwaar dat de eiser geen bewijs heeft geleverd dat zijn situatie in Roemenië onmenselijk of vernederend zou zijn, en dat hij niet voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20490
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.20491, plaatsgevonden op 7 januari 2021 te Breda. Eiser is verschenen. Als tolk is verschenen M. Kurdi. De gemachtigde van eiser is verschenen middels videoverbinding. Eveneens middels videoverbinding is verschenen [naam 2], voogd (Nidos). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2004. Hij heeft op 12 september 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 15 februari 2020 een asielaanvraag heeft ingediend in Roemenië. Op 1 oktober 2020 heeft verweerder informatie over eisers persoonlijke gegevens en verblijfstatus opgevraagd bij de Roemeense autoriteiten. [1] Zij hebben op 21 oktober 2020 op dit informatieverzoek gereageerd en verklaard dat eiser staat geregistreerd met de geboortedatum [datum] 1998 en dat aan hem internationale bescherming is verleend op 20 maart 2020.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel om drie redenen.
Ten eerste omdat de leeftijdsregistratie in Roemenië onjuist is. Eiser heeft namelijk een uittreksel bevolkingsregister en een familieboekje overgelegd waaruit blijkt dat hij minderjarig is. Ten tweede omdat er sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Hij is in Roemenië slachtoffer geworden van onmenselijke en vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Handvest [2] dan wel artikel 3 van het EVRM [3] . Eiser heeft verklaard dat hij in een gesloten kamp zat en werd mishandeld. Ter onderbouwing van zijn verklaringen heeft hij in de zienswijze verwezen naar het ‘Country Report: Romania’ van de Asylum Information Database 2019 update van 29 april 2020 (AIDA-rapport). Ook is er een rapport van Border Violence Monitoring Network overgelegd. In beroep heeft eiser foto’s overgelegd van zijn tijd in Roemenië en een artikel van ‘OneWorld’. Ten derde omdat eiser als minderjarige in een situatie van verregaande materiële deprivatie terecht zal komen als bedoeld in het Ibrahim arrest. [4]
Tot slot vreest eiser dat hij bij terugkeer naar Roemenië geen verblijfsplaats zal hebben en geen inkomstenbron waardoor zijn menselijke waardigheid [5] wordt geschonden.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat terecht van de meerderjarigheid van eiser is uitgegaan. Uit het onderzoek van Bureau documenten blijkt dat het familieboekje met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat het individueel uittreksel bevolkingsregister met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Verder blijkt dat de legalisatie van het ‘Ministry of Foreign Affairs’ vals is. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij slachtoffer is geworden van onmenselijke en vernederende behandeling heeft verweerder in het bestreden besluit verwezen naar het voornemen. Eiser heeft volgens verweerder geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het nakomen van verdragsverplichtingen door Roemenië. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de foto’s onvoldoende duidelijkheid verschaffen, omdat niet blijkt waar de foto’s zijn gemaakt en of eiser zich daar bevonden heeft. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat vanwege zijn gestelde bijzondere individuele omstandigheden van hem niet verlangd mag worden dat hij terugkeert naar Roemenië.
5. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank over de uitkomsten van het onderzoek van het Bureau Documenten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Leeftijdsregistratie Roemenië
6. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [6] volgt dat informatie uit een andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling daar als meerderjarig staat geregistreerd, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland als meerderjarig aan te merken. Eiser heeft over de wijze van registratie in Roemenië verklaard dat Roemenië is uitgegaan van zijn eigen verklaring dat hij meerderjarig was. [7] Eiser heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom dit dan toch tot gevolg zou hebben dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan omdat de registratie fout zou zijn.
7. Eiser heeft ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat de registratie niet correct is omdat hij minderjarig zou zijn. Eiser heeft een familieboekje en een uittreksel uit het bevolkingsregister overgelegd waarin de geboortedatum [datum] 2004 staat vermeld. Uit het door Bureau Documenten uitgevoerde onderzoek [8] naar deze documenten is echter gebleken dat het familieboekje met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat het individueel uittreksel bevolkingsregister met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Verder blijkt dat de legalisatie van het Ministry of Foreign Affairs vals is. Onderzoeksrapportage van Bureau Documenten kan worden aangemerkt als deskundigenadvies. Verweerder mag dit advies ten grondslag leggen aan zijn besluitvorming mits hij zich ervan heeft vergewist dat het advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig is en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent. Eiser heeft niets tegen het advies ingebracht. Verweerder kan daarom worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser als meerderjarige moet worden beschouwd. Verweerder heeft terecht geen leeftijdsonderzoek aangeboden.
Band met Roemenië
8. Uitgaande van de meerderjarigheid van eiser, volgt uit vaste rechtspraak [9] van de Afdeling dat alleen al omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet, is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit. Dit betekent dat eiser een zodanige band heeft met Roemenië dat het voor hem redelijk zou zijn om terug naar Roemenië te gaan.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. In een recente uitspraak van de Afdeling is (nogmaals) bevestigd dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Roemenië zijn internationale verplichtingen naleeft. [10] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat zich in zijn geval feiten en omstandigheden voordoen op grond waarvan verweerder niet langer aan dat uitgangspunt mag vasthouden. Hier is eiser niet in geslaagd. Het overgelegde artikel ‘'Games van Geweld' op de Balkanroute’ gaat over structureel geweld tegen vluchtelingen door grensbewaking. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit artikel voor hem als statushouder relevant is. Uit het AIDA-rapport blijkt dat de leefsituatie van statushouders in Roemenië – in vergelijking met statushouders in Nederland – niet optimaal is, maar dat dit onvoldoende is voor het aannemen dat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser als statushouder om zijn daaruit voortvloeiende rechten in Roemenië te effectueren. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij (voldoende) inspanning heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. Eiser dient zich bij voorkomende problemen tot de (hogere) Roemeense autoriteiten te wenden. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk dan wel bij voorbaat zinloos zou zijn.
10. De overgelegde foto’s kunnen ook niet tot de conclusie leiden dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet naleeft en dat bij statushouders sprake is van een onmenselijke en vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Deze foto’s onderbouwen niet de stelling van eiser dat hij in een gesloten kamp zat en werd mishandeld. Uit de foto’s blijkt niet waar en wanneer ze zijn gemaakt. Overigens geven de foto’s ook geen nadere duiding aan de stelling van eiser. Verder geldt ook hier dat eiser zich bij eventuele problemen en klachten over de wijze van opvang dient te wenden tot de (hogere) Roemeense autoriteiten. Uit de verklaringen van eiser kan niet worden afgeleid dat hij dat heeft gedaan.
Kwetsbare statushouder
11. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat uit de gestelde minderjarigheid zou moeten volgen dat hij extra kwetsbaar zou zijn. Gelet op het feit dat verweerder terecht niet is uitgegaan van de minderjarigheid van eiser, behoeft het beroep op het Ibrahim arrest geen verdere bespreking. Naast de minderjarigheid zijn er geen andere individuele feiten en omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan eiser moet worden beschouwd als bijzonder kwetsbare statushouder.
Menselijke waardigheid
12. Eiser heeft zijn stelling dat hij bij terugkeer in Roemenië op straat komt te leven en geen inkomstenbron zal hebben niet nader onderbouwd. Uit het AIDA-rapport [11] volgt dat personen die internationale bescherming hebben ontvangen, in beginsel recht hebben op een sociale huurwoning en toegang tot de arbeidsmarkt.
13. Gezien het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verzoek om informatie overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 604/2013.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van het Hof van justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
5.In de zin van artikel 1 van het EU Grondrechtenhandvest.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), onder meer uitspraken van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134 en 9 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2159.
7.Zie het rapport aanmeldgehoor AMV, pagina 7 en het rapport gehoor bescherming EU, pagina 5.
8.Verklaring van onderzoek Bureau Documenten, 4 december 2020.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 9 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253 en van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1795.
10.Uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1804.
11.AIDA-rapport Roemenië, 29 april 2020, pagina's 146 – 150.