ECLI:NL:RBDHA:2021:11552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/8022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument EU/EER aanvraag op basis van verblijfsrecht in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Filipijnse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, gebaseerd op haar verblijfsrecht in Nederland, omdat zij bij haar Nederlandse zoon wilde verblijven. De staatssecretaris heeft deze aanvraag echter afgewezen, met als reden dat de eiseres een verblijfsrecht in Frankrijk heeft en dat haar zoon niet gedwongen zou worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan haar geen verblijfsrecht wordt toegekend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft aangetoond dat haar verblijfsrecht in Frankrijk is beëindigd. De eiseres had een carte de sejour pluriannuelle, geldig tot 29 oktober 2023, en de Franse autoriteiten bevestigden dat er geen verzoek tot intrekking van deze vergunning was gedaan. De rechtbank oordeelde dat het aan de eiseres was om aan te tonen dat haar verblijfsrecht in Frankrijk was vervallen, wat zij niet heeft gedaan. Bovendien werd de stelling van de eiseres dat zij niet in staat was om afstand te doen van haar verblijfsvergunning in Frankrijk, niet gevolgd.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat de eiseres niet binnen de reikwijdte van het beleid en het arrest Chavez-Vilchez viel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skypeverbinding plaatsgevonden op 20 juli 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Filipijnse nationaliteit. Op 13 december 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot afgifte van een document waaruit een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU [1] en het arrest Chavez-Vilchez [2] blijkt. Zij beoogt verblijf bij Nederlandse zoon David.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres een verblijfsrecht in Frankrijk heeft. De zoon van eiseres is daarom niet gedwongen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien aan eiseres geen verblijfsrecht wordt toegekend. Zij heeft niet aangetoond dat zij dit verblijfsrecht niet meer heeft.
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het besluit. Zij heeft wel aannemelijk gemaakt dat haar verblijfsrecht inmiddels beëindigd moet zijn. Het ligt daarom op de weg van verweerder om hier onderzoek naar te doen. Tot slot heeft verweerder ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres en haar zoon niet binnen de reikwijdte van voormeld beleid en het arrest Chavez-Vilchez vallen, omdat eiseres een verblijfsrecht heeft in Frankrijk. Zij heeft immers een carte de sejour pluriannuelle, die geldig is van 30 oktober 2019 tot 29 oktober 2023. Zoals volgt uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat haar Franse verblijfsrecht is komen te vervallen of dat het is ingetrokken. [3] Verweerder heeft, gelet op de stelling van eiseres in bezwaar dat zij meermalen contact heeft gezocht met de Franse autoriteiten en dat mag worden aangenomen dat haar verblijfsrecht inmiddels is beëindigd, navraag gedaan. Door de Franse autoriteiten is bevestigd dat eiseres op 24 februari 2020 vorenvermeld carte de sejour heeft gekregen en is aangegeven dat over een verzoek tot intrekking van die vergunning niets bekend is. De enkele stelling van eiseres dat het onderzoek van verweerder niet deugdelijk zou zijn geweest, is niet nader onderbouwd en wordt dan ook niet gevolgd. Uit de overgelegde oproep van 7 mei 2020 om op 27 juli 2020 bij de prefecture te verschijnen volgt niet dat dit is vanwege het inleveren van de verblijfsvergunning. Derhalve is eiseres er niet in geslaagd om aan te tonen dat haar verblijfsrecht is beëindigd. De stelling van eiseres dat het voor haar niet mogelijk was om afstand te doen van haar verblijfsvergunning en dat zij wegens corona ook niet naar Frankrijk kan reizen om een en ander te regelen, doet aan vorenstaande niet af. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar verblijfsrecht in Frankrijk is ingetrokken of is komen te vervallen, wordt eiseres als gevolg van het bestreden besluit niet gedwongen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten en heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen.
6. Ten aanzien van de gestelde schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.P. Deventer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Vreemdelingencirculaire 2000
Het arrest Chavez-Vilchez is uitgewerkt in het beleid zoals neergelegd in paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
Paragraaf B10/2.2 van de Vc 2000
Verblijf van verzorgende ouder bij Nederlands minderjarig kind
Een vreemdeling heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
(…)
- tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.
De IND kan niet vaststellen dat sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als de vreemdeling onvoldoende gegevens verschaft waarmee wordt aangetoond dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
2.De uitspraak van het Hof van Justitie van 10 mei 2017 (ECLI:EU:C:2017:354) en paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire
3.Uitspraak van de Afdeling van 16 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:789)