ECLI:NL:RBDHA:2021:11831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Lavell, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 8 december 2020 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst voor het uitwisselen van nadere stukken. Eiser heeft nadere stukken ingediend, maar de rechtbank heeft het onderzoek op 13 januari 2021 gesloten zonder verdere zitting, omdat eiser niet had gereageerd op de mogelijkheid om een zitting te verzoeken.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat eiser niet heeft aangetoond dat de medische omstandigheden hem onevenredig bezwaren zouden opleveren bij de overdracht aan Italië. De rechtbank wijst erop dat de coronamaatregelen niet specifiek voor eiser gelden en dat de situatie in Italië niet zodanig is dat de overdracht onrechtmatig zou zijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat de medische zorg in Italië onvoldoende zou zijn en de rechtbank concludeert dat er geen reden is om af te wijken van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen proceskostenveroordelingen.